De Achelse Kluis is een Trappistenklooster gelegen nabij het dorp Achel, in Belgisch Limburg. De abdij ligt op de grens België-Nederland. Het grootste gedeelte van de landerijen ligt in Nederland, de gebouwen liggen in België, uitgezonderd een klein gedeelte: de grensscheiding loopt door het gebouw.
Diocesaan en rechtspersoonlijk behoort de abdij tot België.
Een Trappistenklooster wil zeggen : een abdij waar geleefd wordt volgens de regel van St. Benedictus (VI° eeuw) , zoals die eerst hernomen werd door de abdij van Citeaux (Cistercië) in Boourgondië (Fr.) in het jaar 1098, en vervolgens opnieuw door de cisterciënser abdij van La Trappe in Normandië (Fr.). Vandaar de officiële naam van de orde : Cisterciënzers van de strengere onderhouding-vanwege de hervorming ook wel " Hervormde Cistersiënzers" genoemd. De volksmond bleef echter steeds spreken van "Trappisten" (La Trappe).
De benaming "de kluis van Achel" komt hiervandaan: dat van 1685 tot aan de Franse Revolutie op de plaats waar nu de abdij staat, een kleine broedergemeenschap gevestigd was, die zich "Broeders-eremijten of kluizenaars" noemden. De stichter was Petrus van Eijnatten uit Eindhoven. De kleine diocesane communiteit hield op te bestaan in 1798, verdreven door de Franse Revolutie, maar de naam "de Kluis" bleef bestaan wat betreft de gebouwen.
Stichting van de abdij
In 1845 werd het vroegere landgoed met wat vervallen gebouwen van de Kluis aangekocht door de Trappisten-abdij van Westmalle (België). Er kwam in 1846 een kleine communiteit naar hier, die echter reeds in 1839 Westmalle verlaten had en enkele jaren geleefd had in een verlaten Capucijner-klooster te Meerseldreef bij Hoogstraten (B.), onder de overste Dom Ivo Bor.
De stichting te Achel kwam spoedig tot grote bloei, onder de bekwame leiding van de Nieuwe Overste, Dom Jozef-Maria van Moock. De recrutering kwam hoofdzakelijk uit Nederland, en dat is gebleven tot na de tweede wereldoorlog.
In 1871 werd het klooster tot abdij verheven. De overbevolking vond een uitweg in drie nieuwe kloosterstichtingen tussen 1880 en 1890, namelijk in de abdijen : Sion bij Diepenveen (Ned.) Lilbosch bij Echt (Ned.) en in St. Remy te Rochefort (Belg.)
In 1958 kon de Kluis nog een stichting doen in Afrika in Zaïre te Kasanza nabij de stad Kikwit. Tenslotte heeft de Kluis nog de geestelijke zorg voor een Trappistinnenklooster, 'Klaarland' te Lozen-Bocholt (Belg.)
Voor de geschiedenis mag vermeld worden dat de bewoners van de abdij tijdens de twee wereldoorlogen gedurende enkele jaren hun klooster moesten verlaten en de gemeenschap verspreid werd in de andere abdijen van de orde.
Economische en sociale activiteiten
Toen de Trappisten in 1846 de Kluis betrokken, bestond hun eigendom uit 96 hectaren verwaarloosde heidegrond, zeer moerassig en onvruchtbaar. Dit eigendom werd geleidelijk aan uit gebreid tot een bezit van 232 ha. De grond werd zeer intens en met kennis van zaken bewerkt, zodat de Kluis als sinds lang een heerlijke oase vormt in de zeer uitgestrekte omgeving van heide en bos.
Geheel het bezit is omsloten en doorsneden door een massa weelderig groeiende populieren en goed gekanaliseerde beken. Op Nederlands gebied sluiten de gronden van de abdij aan bij een natuurreservaat van meer dan duizend hectaren, toebehorend aan de Nederlandse Heide-maatschappij. Het is een heerlijk natuurgebied om te wandelen.
Vanzelfsprekend behoorde bij de uitgestrekte akkerbouw een grote veestapel van rundvee, varkens en kippen. Dit bood steeds uitstekend fokmateriaal voor de boeren van de streek.
Sinds enkele jaren heeft de abdij zich genoodzaakt gezien haar stoffelijke activiteiten aan te vullen met een bescheiden industrie van afwasmiddelen en zeepproducten. De daar voor nodige plastiekflessen worden ter plaatse gemeekt.
Naast deze materiële noodzakelijke bestaansactiviteit waardoor de Kluis werk geeft aan een dertigtal arbeiders, is de kluis steeds een centrum geweest niet alleen van gebed en beschouwing van haar eigen leden- het eerste bestaansdoel van de abdij – maar ook voor vele priesters en leken, die altijd gaarne naar de Kluis kwamen tot op de dag van vandaag. Er zijn meer aanvragen dan het gastenverblijf kan verzorgen.
Er is sinds meer dan 25 jaren een vereniging gesticht "Vrienden van de Achelse Kluis",die op intense wijze, alhoewel op afstand, het wel en wee en de spirituele activiteit van de abdij meeleven. Het bestuur en de leden zijn van beide kanten van de grens.
Het feit dat de Kluis lange tijd de meest vooruitgeschoven post van de Orde naar het Noorden was, had tot gevolg dat ze steeds veel contact heeft gehad met de Protestanten uit Nederland.
De omstandigheid dat de abdij op de grens lag, heft een levendige relatie doen ontstaan tussen Nederland en België, vooral sinds de tweede wereldoorlog, wat zijn terugslag heeft gehad op – en tevens zijn uitwerking in de juist genoemde Vriendenkring, die jaarlijks een bijeenkomst houdt in de Kluis en een eigen contactblad heeft met de abdij, genaamd "Abdijleven".
Op het gebied van de kerkzang heeft de Kluis al reeds een kleine eeuw een goede reputatie gehad binnen en buiten de Orde, dank zij vooral de eminente koorleider en grote bewonderaar van de gregoriaanse zang : Pater Balduinus van Poppel (1862-1945), voor wie onlangs door de Schola Cantorum van Achel een gedenkteken is opgericht. Dit staat op de binnenplaats van het gastenverblijf.
Ook op puur intellectueel gebied heeft de Kluis nooit stil gezeten. De Oversten hebben gezorgd voor het vormen van goede professoren ten behoeve van de eigen communiteit; tevens werd steeds gestreefd naar een goedvoorziene bibliotheek. Meerdere monniken hebben ook degelijk wetenschappelijke werken gepubliceerd. De abdij is ook begonnen met het aanleggen van een thans voltooide Bernardus-concordantie, een zeer omvangrijke arbeid. De abdij heeft ook de redactie van een internationaal strikt wetenschappelijk historisch tijdschrift genaamd: "Citeaux, commentarii citercienses", onder de bekwame leiding van Pater Edmundus Mikkers. Pater Domien de Jong is bekend als eenvakkundig streek-archivaris. Hij gaf meerdere boeken uit over de omgeving en de Kluis zelf. Onder zijn vele verzamelingen mag die van zijn "bidprentjes" vermeld worden, ruim 600.000 in aantal.
Geestelijke fysionomie
De geestelijke fysionomie van de Kluis wordt in hoofdzaak bepaald door de regel van St. Benedictus, zoals die in de abdij van Citeaux en La Trappe verstaan werd. Het leven is, zoals men dat noemt "cotemplatief " ingesteld, dit wil zeggen dat de monnik zijn leven richt op " het bezig zijn met God".
Concreet wil dit zeggen dat hij zich toelegt op het gebed – het koorgebed en het privégebed, waarbij de geestelijke studie en lezing hem een steun is, zelfs een absolute noodzakelijke steun.
De monnik kent een zekere eenzaamheid en stilte, noodzakelijk om zijn eerste doel te kunnen bereiken. De onderlinge relaties kennen dus een beperking, maar ook en nog meer zelfs de activiteiten en contacten naar buiten, dwz. principieel zijn onderricht en kerkelijke assistentie buiten de abdij niet aanvaard. Deze oriëntatie, die aan de hedendaagse mentaliteit enigszins vreemd aandoet, is altijd gekend in de Kerk en in het monnikendom in het algemeen. Wat de katholieke Kerk betreft , is deze houding, vooral sinds de laatste vijftig jaren, ten zeerste door het kerkelijk gezag geprezen en vele gelovige christenen waarderen dit, aangezien de abdijen openstaan voor stille , meditatieve dagen en bezinning en voor mede-viering van de liturgie. Dit laatste werd aan de Orde sinds enkele jaren door het kerkelijk gezag uitdrukkelijk voorgehouden. Iedere abdij zal weten dat zij op vandaag op dit gebied een taak en een plicht heeft voor de zoekende mens
Het leven van de cisterciënzer-monnik wordt ook gekenmerkt door een ver doorgevoerd communiteitsleven onder het toezicht van een abt. Niettemin is de democratie- als dit hier zo genoemd mag worden- ook een kenmerk.
Het doel van de Orde-stichters en de kerkelijke Overheid is steeds geweest, dat de monniken-communiteiten een geestelijke kern vormden in de Kerk. Zij hebben echter tevens het wel en wee van de Kerk in de loop der eeuwen meebeleefd en zelf kenden zij de weerslag in hun bestaan van de maatschappelijke situaties en gebeurtenissen, vooral in Europa, waar zij echter tevens voorgangers waren op gebied van verschillende culturen: wetenschap, landbouw, liturgie, etc.
Hoewel de monnik wel degelijk zijn menselijkheid en menselijk leven in zichzelf en buiten zichzelf ervaart, is zijn leven eschatologisch gericht, dwz hij zoekt naar de zin van zijn bestaan zich richtend naar God. Dit ziet hij in een breed verband nl. vooe geheel de mensheid en de schepping.
De Kluis heeft nog steeds haar goed verzorgde liturgische zang en een wetenschappelijk goed onderlegd contemplatief leven.
Het bezichtigen van de abdij wordt niet toegestaan.