header

 

De ommegang van de kleppers

Klepperklepper"De kleppers" : zo noemde men tot voor kort de misdienaars die op de 3 dagen voor Pasen hun ronde deden in de parochie.Ze waren tien,elf,twaalf jaar, hadden het ganse jaar de vroegmis gediend, de zondagsdiensten, dopen ,huwelijken en begravingen meegemaakt, ook de kerkgangen...en de maandelijkse communie gebracht bij de zieken ...de heilige olie helpen brengen als er iemand bediend moest worden...Ze waren echte hulpjes voor pastoor en koster.Het was alles inzet en pro deo.

Eenmaal in het jaar, namelijk op het einde van de vastentijd wanneer de klokken zwegen op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag kwamen ze in de belangstelling in en buiten de kerk met hun houten ratels met enkele rituele klepmelodieën.


Een vrij eentonig en eenvoudig instrument: een plankje met handvatje ( korte steel) waarop een houten hamertje sloeg bij een korte snelle arm-hand beweging.
In onze streek was de wereldwijd gebruikte ratel niet in gebruik. De ratel (Italiaans: raganella) is een muziekinstrument behorend tot de idiofonen, dat door een draaiende beweging via houten getande as met een houten lip, korte droge geluiden geeft. In gebruik bij religieuze ceremoniën , ook verplicht bij verplaatsing van besmettelijke zieken.
De klepper bestaat geheel uit hout: handvat,slaghout,hamertje dat naar gelang de houtsoort en dikte korte droge slagen geeft die eentonig of volgens een vast gebruikt ritme gezamenlijk worden uitgevoerd.
Op die Paasdagen waren de misdienaars vrij van school.
Voorzien van een grote korf trokken zij langsheen alle huizen, vanaf Quatre –Bras tot de Kluis en Beverbeek. Meestal langs de achterdeur, klepten zij hun simpel ritmisch deuntje. Zij groetten en wensten de bewoners , die hen al van verre hoorde wie in aantocht was, een "Goeie Pasen" "Zoalige Poasen" en "bedankt" of "heui". Soms aangevuld met wat vragen " van wie ziede gè er ienen" en is " is er gin neijs" vormde dit de hele conversatie die zich honderden malen herhaalden.
De boerin, meestal met een handvol eieren, legde deze in de korf. Mettertijd had één van de kleppers wel een linnen zakje bij, want steeds meer werden de eieren vervangen door frankskens, die na gedane arbeid keurig werden geteld en verdeeld door pastoor Simons. Sommige huisvrouwen waren zelfs zo vriendelijk om naast hun bijdrage tevens de gekneusde eieren in de korf over te nemen. Andere gebutste eieren werden op de Witteberg met de hulp van een braadpan van Pier Tielemans als middagmaal verorberd tussen de toen nog kleine dennen.
Waarom het eigenlijk over eier-bijdrage ging, is ons nooit heel duidelijk geweest. Had het iets te maken met paaseieren, een vruchtbaarheidssymbool (offer) bij het begin van de lente ?
De korf werd steeds zwaarder en woog meer dan het platte zakje. Uiteindelijk droeg men de korf beurtelings of met twee om met de vrije hand dan toch nog te kunnen klepperen.
Na een dagronde werd de 'buit' binnen gedragen op de pastorie.
Deze dagen waren voor de kleppers extra zwaar, niet alleen door de lange kerkdiensten met bijhorend geklep, maar de tochten waren door de zanderige of modderige wegen vrij zwaar en meermaals een reden tot lange rustpauzes, zodat het in de late namiddag een haastige collecte werd.
Later, toen er veel meer huizen waren, werd Achel bezocht door twee deelgroepjes.
Wat gebeurde er met de eieren en de frankskens ?
Wel, bij de thuiskomst op de pastorie, op zaterdag in de late namiddag waren de pastoor , zijn huishoudster en natuurlijk de ijverige koster ten huize van de pastoor aanwezig. In de tuin, ' op de groes' werden eieren en geld geteld en in hoopjes verdeeld: het was een weelderig zicht. Meestal witte eieren, maar klein en grote, proper en minder.... Hoe nu de verdeling ?
Het grootste deel ( ik meen de helft) was voor de koster bestemd. De rest werd in zessen verdeeld, een portie per misdienaar. De oudste, dus ook de meest ervarene, evenveel als het jongste piepkuiken dat nog maar nauwelijks de zeer varierende liturgische handelingen of latijnse teksten kende en vaak verdronk in de keurige door nonnetjes mooi gewassen en gestreken, deel nog gesteven rokken en hemden.
Wat de koster (in onze tijd de jaren 30 was het Henri Brouwers) met al die eieren deed was ons niet duidelijk. Alle dagen pannenkoeken ? Of bracht hij de hele vracht naar Marie van Jan thijs,de supermarkt in die tijd ? Zij immers ruilde toen nog, naar oude gewoonte, eigen gekweekte eetwaren,zoals eieren,boter,tot lindenbloesem toe, tegen andere kruidenierswaren zoals stroop, rijst, suiker enz.
De misdienaars namen de eieren mee naar huis, samen met de muntjes.Meteen werd dan 'de pot' verdeeld: een blikken doos die zowat het spaarvarkentje was van de misdienaars met alle centen verworven bij de kerkdiensten zoals de kerkgangen, dopen en huwelijkenen zelfs ooit een handgift van een gast-celebrant.
Hoe ooit het oude gebruik van kleppers ontstond, en nu nog in vele parochies voortleeft, ook in Achel, hebben wij ons nooit afgevraagd. Wij van onze generatie waren slechts een korte schakel in de lange keten van traditie.
We weten wel dat in die jaren een ei geen dagelijks product was van loslopende oudere legkippen. We hoorden wel ooit dat in gezinnen halve eieren werden bedeeld als halve 'bukkingen' (rookharing)....Zalige Paastijd !

Frans Stammen