Ast Kermis wierd!
Met de zomerzon kwam de kriebel in de lucht en in de harten van jong en oud: "Binnekort ist kermis"!.
Dagen op voorhand werd er gepoetst en geschrobd tot alle spinnen weg waren en de plavuizen roodglanzend.
De vensters werden gewassen en de muren "gewit".
Er werd bloem gehaald voor de mik en de vlaai; zelfs enkele "hamfels krinten". Want op tafel moest "krintemik" komen.
In sommige wijken werd een koe geslacht en uitverkocht. Want een slachter was er toen niet.
Het ooft voor de vlaai werd van de zolder gehaald: blikken dozen met reeksen gedroogde appelschijfkes en "bakkemuus", de gewaardeerde in de oven gebakken Trichterperen...
Ze waren hard en onooglijk bruin, maar werden mals in het water en... zwarte "spies" op de vlaai. En oude kip of een konijn mocht het feest ook opfleuren.
De "plats" voor het huis werd geschoefeld en nadien geharkt met de "rijk". Kinderen mochten niet door het "gerijkt" lopen.
De foorkramers kwamen opduiken met woonwagens, paarden en tenten. Men merkte duidelijk hun aankomst als hun kinderen met een emmerke langs de deuren trokken "om te schwooien". Moeder gaf eentje een schep gekookte aardappelen met een stukje worst, maar de knaap kapte zijn emmerke leeg achter de haag. Hij had vlaai verwacht...!
Op de vooravond werd er uitvoerig geluid met alle klokken en kraakten op de speelplaats van de school de "kanonnekes". In de poeërfabriek had men buskruit los gekregen: de ijzeren potjes werden ermee vol gestampt en dan maar knallen met een lang gloeiend ijzer.
Maar de echte kermis begon traditiegetrouw pas na de Hoogmis. Dan begonnen de schommels te zwaaien naast een daverend orgel en draaide de paardjesmolen, naast de kramen met "rababbels".
De boeren dronken bij "Bernaarts-voor-de-kerk" als inzet een grote "borrel". Voor de hoogmis kon er alleen een "drupke" af.
De familie kwam af met de zuiver geschuurde hoogkar. Met stoelen en dwarsplanken was er gezorgd voor veilige zitgelegenheid, maar als het paard aantrok, waren er toch luide gillen en geroep en gelach.
Als diner kwam er kippensoep op tafel, in de grote terrien van grootmoeder zaliger. Dan volgden aardappelen met worst en varkensribben en konijn en kip... hmmm
Er werd gesmuld dat men er van zuchtte... en er werd nog afgesloten met schotels rijstpap met kaneel en bruine suiker.
's Namiddags kon de drukte en het plezier in het dorp niet meer op. De pardeblees van de fanfare riepen de mensen naar het dorp, naar de kramen en de orgels met klankzeurige muziek. Het rook er naar smoutbollen.
Op een pleintje was het mastklimmen reeds bezig. Boven aan de mastboom hingen tussen papieren flodders de kleurige begerenswaardige pakjes, die men zomaar kon gaan plukken. Knapen wrongen en trekkebeenden zich omhoog, hijgend van de inspanning. Maar halfweg gleden ze terug naar beneden. "Volhouden!" riep iemand. En waarachtig, een pezige kerel geraakte boven en kwam met het grootste pak naar beneden gesuisd.
Daarnaast waren twee ploegen aan 't koordtrekken, dat het zand in het rond vloog, en wat verder stond een sabelslikker met rond zich een schare gapende vrouwen en boeren die er zelf zenuwachtig van werden.
Een man van het kermiscomité probeerde het zaklopen op gang te krijgen. Alleen kwajongens sprongen hun kans.
Ondertussen stond heel het jong volk te drummen rond een waarachtig dansende beer. Een soort zigeuner deed het beest op zijn achterpoten staan. Het beest keek met zijn domme ogen heen en weer, maar verroerde niet, zolang er geen geld op zijn tapijtje gesmeten werd...
De bijzondere attractie: de kruiwagenkoers voor vrouwen! Een kikker met de kruiwagen honderd meter ver transporteren! Het beestje bleef natuurlijk niet stil zitten, tenzij hij eens goed gepitst werd. De grootste hilariteit kwam er als de vrouwen hun echtgenoot moesten kruien...
Natuurlijk zorgden een paar herbergen voor muziek en een dansje. Op een verhoog van een paar tafels zat de speelman met zijn viool, zoals te zien op tableaus van Teniers!
Later kwam de trekzak of accordeon.
's Maandags werd er nog eens aangezet, maar 's dinsdags was de uitgangsdag voor de "huishouwens".
En op donderdag werd, met een laatste feestje, het feest afgesloten. Dan werden op het Dorpsplein plechtig de schinken of knoken begraven... Met een laatste pintje.
Begrijpelijk werden er kermissen bijgemaakt, zoals bij de plechtige bedevaart en processie van Sint-Antonius op 13 juni. Dan kwam zelfs een bedevaart uit Eindhoven met speciale trein, paarden en huifkarren....
De schutterij -er waren er in Achel zelfs ooit twee- bracht ook haar steentje bij.
Zij vierde jaarlijks het koningsschieten met de buks. Een vogel, dit wil zeggen een harde stronk of "poest" werd op een hoge staak bevestigd. Wie er het laatste stuk afschoot, was voor een jaar koning, mocht het koningszilver dragen en.... trakteren.
De dag werd vanzelfsprekend begonnen met een plechtige gildenmis in vol ornaat. De kapitein werd daarbij in stoet afgehaald. Dat ging niet zonder jenever. Men dronk hem met de "potlepel"... Met vastenavond kwam het "ganskappen" te berde, tot jolijt van heel het dorp. Geblinddoekte jonge mannen te paard probeerden met een sabel de kop van het dode beest te kappen, dat met de poten aan een dwars gespannen touw was opgehangen.
Men deed de gans vlijtig dansen aan haar touw, zodat heel wat sabelslagen in het ijle molenwiekten onder gegier, gelach en gegil.
Na het ganskappen kwam het haankappen. Dit voor de getrouwde mannen. Eveneens aan een dwarstouw werd een mand zonder bodem gehangen.
Hierin hing een dode haan met de kop even buiten de mand. De mannen moesten geblinddoekt post vatten op een slagkar, vanwaar zij met een sabel de kop van de haan moesten afslaan.
De kar werd getrokken door jongelui, die er treiterend mee heen en terug reden, zodat meer sabelslagen op de mand dan op de haan terecht kwamen... Bulderend jolijt en nadien borrels of kappers bier met suiker...
Ook hier speelde de jenever een rol.
De metsers hadden steevast hun uitgangsdag met borrel op de maandag; bij de soloslim werd een kruikje leeggemaakt. Als de buurt kwam helpen bij het varkens-slachten of het koe-kalven werden borrels geschonken; bij het richten van een huis, als de mei op het dak stond, werd er rijkelijk met borrels getrakteerd; waken bij een dode en hem afleggen en kisten ging niet zonder een kruikje; de facteur kreeg regelmatig borrels te verteren op zijn ronde, allerlei soorten en kleuren, als de "goeivrouw" met peter en meter de kleine in de kerk gedoopt hadden, vroeg de geplogenheid alle cafés aan te doen, op deze wijze is het wel ooit gebeurd dat de goeivrouw met de dopeling in een sloot terechtkwam. Een tweede doop!
Wellicht moest de borrel veel armoe doen vergeten(?).
De matigheidsbond die meester Sak oprichtte, had zeker zijn betekenis.
Zo zagen wij ons dorp bij bijzondere gelegenheden, maar ook op een gewone "werkendag" was er kleur en leven.
We kwamen er de "nutsen" (mallejan) tegen met zware boomstammen uit de wateringen en karren, zwaarbeladen met dennenstammen.
Aan de Lillerstatie werden ze verwerkt tot mijnhout.
De scheresliep trok met zijn bouwvallig wagentje langs de deuren. De vonken vlogen uit zijn draaiende steen. De man sprak alleen in getallen: "twee kwartjes, Drika!".
De pottenkruier uit Bree hielp gebroken potten vervangen door verse. De man vloekte als jongens een stok op het aarden pad legden. Op schokken was zijn waar niet berekend. In het voorjaar was er de plantenventer met zijn plantgoed en sonore roep: "Planntenn".... Ondertussen hing de kwinkelierde leeuwerik al boven de velden.
Er waren venters met zeisen. Het waren Pruussen zei men. Ook marskramers. Ze droegen op hunne rug of op hun borst een kistje met vele laatjes... waarin knopen, klosjes naaigaren, naalden en toespelden, linten enzovoort.
"Voddennol" haalde met zijn huifkar de lappen en vodden bijeen. Hij woog ze met de "punder" en ruilde de tinnen telloren schotels tegen moderne "porseleinen (?) telloren.
Bijzonder was de zandkar, voor de commercie van witte zand om de plavuizenvloer en de stoofpijp een net uitzicht te geven. Hij zong er waarachtig een deuntje bij: "Zand, zand, schone witte zand, voor vijftien cent de mand!!".
Sensationeel was de komst van een Duits gezelschap dat meerdere jaren in de vasten op het Michielsplein het Lijden van ons Heer opvoerde. Realistisch en pakkend; als de lans bij de kruisiging rooi verf deed stromen uit zijn borst. Vrouwen waren er van ontdaan. Soms bekeerd!?