Een teken van tegenspraak? Wie begreep haar? Alleszins een kleurrijke figuur!
Zij heette Joanna Maria van den Rul en werd te Achel geboren op 29 april 1864. Zij overleed er op 28 december 1932. Zij werkte "part-time" bij de Graaf, maar versliep zich regelmatig. Haar aardappelen bedelde zij bij elkaar... Zij mocht haar intrek nemen in het bakhuis van Tinuske Winters. Een vertrek om te slapen, om te eten en om borrels te drinken.... De sigaretten die ze van de jong mannen kreeg, siekte (pruimde) ze op. De mensen vergaven haar veel. Ze was een sukkel!
Toen ze ziek viel, had ze niets: geen eten, geen warme stoof, niets. En het was winter!
De meid van de pastoor kwam er bij waken, maar zij moest zich gaan warmen bij de gebuur.
Op een morgen kwam meester Schuurmans, vanwege "den arme", om ze naar het Gesticht te brengen. Hij vond ze dood.
Onder het bed lagen een stapel jeneverflessen....
Drie dagen na haar dood stortte haar kot in elkaar.
Ze was klein van gestalte, droeg altijd een oude, rosse soldatenjas en prijkte met enkele mannelijke spierkes rond hare gerimpelde en getaande mond. Sommigen zeiden dat zij niet goed bij haar hoofd was, maar die haar goed kenden, wisten dat ze heel slim was en goed onder zich uit.
Ze kon lezen en schrijven. Ze zat vele keren gehurkt te lezen in een boekje over Jaak Tasset (verzetsman in de oorlog '14-18). Soms las ze een stuk hardop en besloot dan: "Dat was nen held!" Wat ze wilde onthouden, schreef zij op haar deur. Zij maakte zelfs liedjes en gedichten vol rijm. Als op een biechtavond in de kerk iemand wilde voorkruipen, sleurde Mie hem onbarmhartig uit de biechtstoel.
Als er in het Eind voor de zoveelste keer gevochten werd, sloot Mie zich steevast aan bij de winnaar.
Och, ze probeerde van het leven iets te maken. Voor opvoeding in haar kinderjaren was er geen tijd. Toen ze tien jaar oud was, bond moeder haar de tutterfles nog in hare voorschoot om mee te nemen naar school!!
En waar kwam haar naam vandaan? Ze pruimde graag tabak, zoals een heimaaier. Roken deed ze maar zelden. Dat was het gekste dat vrouwen in die tijd konden doen. Een vrouw met een pijp...?! Laat me lachen.
Maar Mie bedelde sigaretten bij de jonge mannen om... ze op te sieken... dat het bruine sap langs haar kin liep.
Mie was ook getrouwd. Hare wettige echtgenoot heette Cornelis van den Eerebeemd. Hij kwam uit de kanten van Budel. Door dat huwelijk werd Mie trouwens Nederlandse. De man moet in het Nederlandse Vucht overleden zijn. Van zijn huwelijk zullen wij maar zeggen dat het stormachtig was. Hij mocht nu en dan in Achel op bezoek komen. Dat was om de maand. Er werden dan meerdere stoopkes gehaald en geledigd. Goed in de olie trokken ze dan samen naar "het Kapelleke". De andere bedevaarders beleefden dan wel eens een onvergetelijke en opbeurende namiddag, als ze zagen hoe Mie alle honderd meter hare Neel, zonder schroom en nadrukkelijk, kuste. Ze moet ervoor op de tenen staan.
Maar 's avonds joeg ze Neel weer weg..
Op een late avond was er weer ruzie en sleurde zij Neel mee naar de Pastoor. De meid trok boven een venster open en trachtte te sussen. "Ge moet elkaar maar verstangen!"
"Wilde gij hem?" riep Mie.
Toen de pastoor kwam, stelde Mie voor, zoveel te betalen als het trouwen gekost had..., als hij haar van de vent kon afhelpen... Neel vertrok maar weer.
Toen ze haar kwamen vertellen dat Neel overleden was, keek ze echt verdrietig. Ze weende.