Een begaafde beeldhouwer met een Engelse naam, die een echte Achelaar werd, een echte Achelse figuur!
Hij was ooit voorzitter van de Fanfare Kempenbloei en kassier van de Achelse Pensioenkas.
Geboren werd hij te Gent in 1865, uit een Engelse vader en een Vlaamse moeder. De Engelsman was als vakkundige vanuit het industriële Engeland naar onze textielnijverheid gehaald.
Ze hadden een kroostrijk gezin, maar stierven beiden erg jong, zodat Thomas als wees alleen in de wereld stond. Hij werd door Antwerpse paters opgenomen.
In de Scheldestad werd hij helper en leider van de "Patronage" de jeugdzorg van die dagen.
Uiteindelijk mocht hij de beeldhouwerij-stiel leren en werkte geruime tijd in het atelier Peeters. Hij stond midden de toen opkomende Neogotiek, waar hij gans zijn leven trouw aan bleef.
Zelfs werd hij uitgenodigd door niemand minder dan kardinaal Vaughan van Manchester, om er jonge lui de stiel te leren. Zijn atelier liet hem echter niet gaan.... Hij geraakte in kennis met een Achels meisje dat in Antwerpen in dienst was. Zij heette Eulalie Blaimont. Haar vader was douanier en werd herhaaldelijk verplaatst, zoals toen gewoonte was. Haar moeder heette Maria Helena Peeters en was geboortig van Achel. Zij was er van op de hoogte dat er in de Kempen meerdere kerken in opbouw waren en... er dus werk was. Toen ze huwden, kon zij Thomas bewegen in de Kempen werk te zoeken.
Thomas bouwde in de Thomas Watsonlaan het nog bestaande huis met atelier. Later woonden ze een tijd in de "Ouw Leerlooierij" van Simons en in de "Oude Pastorij". In 1921 trok hij naar Mechelen-aan-de-Maas om er leraar te worden aan de Normaalschool. Hij stierf er in 1927 en werd er begraven.
-Onze knappe beeldhouwer werkte in meerdere materialen: marmer, arduin, witte Franse steen en vooral eikenhout. Hij kreeg ook de eer de eerste stukken ivoor, die Leopold II uit het toenmalige Kongo verwierf, te mogen bewerken. Het werd een prachtige madonna onder baldakijn, ragfijn bewerkt en beheerst expressief.
Zijn vruchtbaarste periode schijnt gelegen te hebben tussen 1910 en 1914. Hij werkte voor een hele reeks kerken. Voor Achel maakte hij twee mooie zij-altaren in Franse steen, beelden in polychromie van O.L.V.Vrouw en Sint-Jozef, een eiken preekstoel, de communiebank, de preekstoel en twee biechtstoelen.
Voor Sint-Huibrechts-Lille maakte hij ook de preekstoel.
Van zijn hand kwam in Overpelt-Fabriek het hoofdaltaar in Franse steen, marmer en koper, en tevens een biechtstoel.
Voor de kerk van Neeroeteren ontwierp hij een zij-altaar van O.L.Vrouw met retabel, een zij-altaar van Sint-Lambertus en een preekstoel. Hij liet zich hierbij helpen door de gebroeders Blanchaert van Sint-Denijs-Westrem.
Voor Kaulille maakte hij de preekstoel en het zij-altaar van O.L.Vrouw van Lourdes met prachtig retabel. Alles in eik. Eveneens het zij-altaar van Sint-Jozef met retabel.
Het hoofdaltaar schiep hij in witte steen en marmer, samen met een uitzonderlijk eiken retabel met niet minder dan 25 beelden.
Uit zijn hand kwamen ook de beelden van O.L.Vrouw van Lourdes, Antonius van Padua en Sint-Bernardus.
Voor Lommel maakte hij, in samenwerking: een eiken communie-bank, de preekstoel, vier biechtstoelen, een zij-altaar van O.L.Vrouw met retabel, het hoofdaltaar in eik met meer dan 30 figuren.
--------------------------------
Zo was de kunstenaar. Hoe was de mens?
Thomas Watson was een sociale, meegaande, gelovige man met vele vrienden. In de eenvoud van zijn hart was het zijn plezier te zingen en grappen te maken.
's Morgens vroeg was hij al aan het zingen en aan het fluit spelen. Met zijn fluit en met zijn hond danste hij dan rond de tafel, op zijn knieen kletsend van plezier. Tot zijn spijt had hij geen kinderen, maar hij was er op verslingerd. Zijn pleegdochter Miet droeg hij aan zijn hart. Naar Nonkel Thomas gaan, was voor de kleinen steeds een feest en tante Eulalie wist telkens iets lekkers klaar te maken. Bij zijn rondedansen moesten de klein mannen meedoen en zingen, totdat hij er zelf bij hijgde en zich schaterend op een stoel liet vallen.
Een speciaal plezier voor hem was "vertellen voor de mannekes" en dat kon hij. Hij kon hen ontroeren met de arme prinses die door de kabouters bevrijd werd, dat de tranen hen over de wangen liepen. Soms onderbrak hij zijn vertelling om glunderend te zeggen: "De traantjes zijn er bijna." Als ze kwamen, moest hij ze wegkussen.
Hij trok dan zijn grote witte werkkiel aan. "Nu moet Nonkel gaan werken."
Hij kreeg geen grote koppen in de pers en verdiende geen sommen geld. Daarvoor was hij te weinig zakenman en te bescheiden.
Het is zelfs gebeurd dat hij voor zijn materialen of voor het loon van zijn helpers meer moest uitgeven dan hij zelf beurde voor zijn beeldhouwwerk.
Dat werk van zijn handen werd ook wel eens op naam van anderen geplaatst, op naam van een architect of van een adviesgevende Leuvense prof....
Hij kon die miskenning incasseren omdat zijn geluk in zijn creaties lag, en in zijn scheppende beitelsteken.
Zijn humor hielp hem over verdriet.
Op de wereldtentoonstelling van Antwerpen in 1904 zou koning Leopold II zijn werk komen bewonderen. Toen de vorst zijn stand naderde, werd deze plots weggeroepen. Thomas had er zo naar uitgekeken! Over de pijn van zijn ontgoocheling zei Thomas: "Och ja! Ik begrijp! Mijn collega's maken vooral naakte madammekes en ik maak mor Lieve-vrouwkes."
Watson was een der eersten in Achel die zich een fiets aanschafte. Nu haperde het vehikel op zekere dag. Thomas had er aan geschroefd, maar zonder resultaat. Een fietsenmaker was er toen niet. Dus moest de fiets opgestuurd worden naar de fabriek. Verzending Lillerstatie!
"Maar Thomas", zei Eulalie "Waarom te voet gaan...?"
"'t Is waar ook" zei Thomas. Hij klom op zijn rijwiel, doch was vergeten dat het stuur los stond.
Hij reed met zijn tachtig kilo recht in een sloot. Het spul kraakte....
"Nu is hij het waard" zei Thomas "om op te sturen."
Hij moest zijn fiets naar het station dragen...
Eigenlijk was de man sportief. Tot verwondering van de Achelaars ging hij in de zomer twee tot driemaal per week zwemmen in de Warmbeek. "Ne zuivere geest in een zuiver lichaam" zei Thomas.
We vertelden reeds dat de man een huis met atelier bouwde. Toen de metsers aan het W.C. zouden beginnen, vroeg hij hem op tijd te willen roepen om te passen....
"Het heet gemak" zei Thomas "en het moet ook een gemak zijn!"