1- WIE WAS SINT-ANTONIUS VAN PADUA ?
De Heilige Antonius van Padua werd geboren in Lissabon (Portugal) op 15 augustus in 1195 en kreeg de naam Fernando. Hij sloot zich in 1210 aan bij de Augustijnen in Lissabon om te studeren in de abdij van St.-Vincentius- de – Foya bij de Reguliere Kanunniken van Sint-Augustinus. In 1212 verhuisde hij naar Coimbria (stad) om niet langer door familieaangelegenheden gestoord te worden in zijn geestelijke ontwikkeling. In 1219 komt hij erg onder de indruk van de eerste martelaren van de Minderbroeders en sluit hij zich in 1220 bij de Franciskanen aan. Hij is erg geboeid door het arme onthechte leven van de Franciscanen en diep getroffen door de marteldood van vijf zendelingen besluit hij zelf Franciscaan te worden
. Hij wordt in de kluis van Olivarez als Franciscaan aangenomen en gekleed onder de naam fra Antonio.
Nog hetzelfde jaar scheept hij in naar Marokko, maar doodziek moet hij na zes maanden terug inschepen voor Portugal. Het schip komt terecht in een zeer zware storm, geraakt volledig uit koers en wordt gehavend op de kusten geslagen van Sicilië. Hersteld trekt hij in 1221 naar Assisi, waar hij aankomt op het ogenblik dat 2000 Franciscanen vergaderd zijn rond Franciscus. Iedereen krijgt zijn opdracht, behalve fra Antonio, die in al zijn eenvoud door niemand wordt opgemerkt. Zelf vraagt hij aan de overste van Bologna of hij zijn onderdaan mag worden. Deze stuurt hem naar een eenzame kluis in het gebergte te Monte Paolo.
Toen er in Foli in 1222 een jonge priester wordt gewijd, is er niemand van de medebroeders die het woord durft nemen. Ten einde raad stuurt de overste van Bologna fra Antonio.
Iedereen is van de hand Gods geslagen bij de welsprekendheid, maar vooral de kennis, de wijsheid en het diep geloof van de onbekende Antonio.
Datzelfde jaar 1222 wordt hij in Forli (Italië) tot priester gewijd.
Antonius wordt belast met het onderricht van de Godgeleerdheid aan de medebroeders
en wordt aangeduid als predikant tegen de ketterij van de Kataren of Albigenzen.
In 1224 moet Antonius de opdracht aanvaarden de toekomstige predikanten te vormen. Als "eerste lector"en"Magister" van de Orde, is Antonius de patroon van alle Franciskaanse onderwijsinrichtingen.
Van 1225 is hij werkzaam als leraar en predikant in Zuid-Frankrijk. Hij verblijft te Montpellier, Toulouse en in Le-Puy-en-Valay. Hij sticht er een klooster, ook te Brive, waar hij zich gaarne in de grotten terugtrekt in gebed en overweging. Op de synode te Bourges richt hij het woord tot 100 bisschoppen.
In 1227 wordt hij tot Provinciaal benoemd van Emilia (Noord-Italië).
In 1230 is hij aanwezig bij de overbrenging van het gebeente van Franciscus naar de Basiliek van Assisi. Datzelfde jaar neemt hij voor de tweede maal deel aan de afvaardiging van de orde bij de Paus, voor de organisatie van de orde. Daarna gaat hij definitief in Padua wonen.
In 1231 preekt hij in Padua de vasten voor 30.000 toehoorders; ziek en vermoeid gaat hij herstellen te Camposamiere. Hij sterft op 13 juni 1231 als de grote heilige van Padua, zesendertig jaar oud. Op 30 mei 1232 nog geen jaar na zijn dood werd hij door Paus Gregorius IX heilig verklaard. In 1946 werd hij als 'leraar van het evangelie' tot kerkleraar uitgeroepen.
2- DE VERERING VAN SINT-ANTONIUS IN ACHEL
Hoe en wanneer precies dat deze verering ontstond is niet met zekerheid bekend.
Van oudsher werd de heilige in de kerk der parochie Achel vereerd en aangeroepen.
Internet meent te weten dat al vanaf 1493 deze verering in Achel bestond
"Met grond mag men aannemen dat de Zusters van den H. Franciscus, die vanaf 1432 in de parochie gevestigd waren en daar eene kapel en klooster bezaten, hem hebben doen kennen en de weldoende verering van haren Medebroeder, den grooten en om zijne wonderen vermaarden H. Antonius, bij de inwoners der plaats en omstreken, hebben ingevoerd". Dit lezen wij in een brochuurtje van 1935 .
Zeker is dat in 1920 het honderdjarig jubelfeest van de bedevaart ter ere van den Heilige Antonius van Padua te Achel werd gevierd. Bij die gelegenheid verscheen er een boekje: "Herinnering aan het Honderdjarig Jubelfeest der bedevaart ter ere van den H. Antonius van Padua te Achel" .
Uit dit boekje halen wij de volgende ingekorte "Geschiedkundige schets" geschreven door pastoor Vossen, zaliger gedachtenis!
Catharinadal
" Twee gezusters, oorspronkelijk van Overpelt, Maria en Catharina Jacobs, waarschijnlijk van den "derden regel" van den H. Franciscus deel uitmakende, vestigden zich op Palmenzondag van het jaar 1432, te Achel, in "Gheene bempden", en betrokken daar eene woonst, te harer beschikking gesteld door den Heer van Grevenbroek :"een huys al getimmerd van zeven gebonden hetwelk later genoemd werd de oude dormter" (slaapzaal).
De nieuwe, eerst zeer eenvoudige stichting, "Catharinadal" geheeten, nam weldra toe in uitgebreidheid en steeg in voorspoed, dank aan den Heer van Grevenbroek alsook aan de voorrechten en gunsten, welke haar geschonken werden door den Prins-Bisschop van Luik, Jan van Heinsberg, die in 't jaar 1439 de Achelse fondatie goedkeurde door eene akte gelijk aan die der Franciskanessen van Peer. In 1449 kregen de zusters van "Catharinadal" de toelating van Robrecht van Grevenbroek hun klooster met wallen te omringen, en in 1452 vestigden zich enige nonnen van Achel zich te Dommelen (Noord-Brabant), waar ze tot 1663 in vollen voorspoed leefden, toen hunne stichting eindelijk aan 't kwijnen viel uit hoofde van den tegenstand, dien ze vanwege de Hollandse Generale Staten ontmoetten, ja in zooverre dat ze in 1716 Dommelen verlieten om de wijk te nemen naar Arendonk, in de provincie Antwerpen.
De nieuwe kerk der Franciskanessen, die te Achel waren gebleven, werd in 1494 gewijd door Libert,hulpbisschop van Jan van Hoorn.
Aangezien de kloosterzusters eene school hielden en een "externaat" voor de kinderen van het dorp, zoo werd het aldra noodzakelijk de gebouwen te vergrooten, en in 1724 besteedden zij aan de vergroting een som van 4627 Luiksche guldens.
In 't zelfde jaar deden zij 444 jonge boomen planten.
De zusters hielden zich bezig , buiten het onderwijs met naai- en weefwerk en met andere werkzaamheden, die tot de opleiding der dochters behoorden.
Ste Catharinadal was te midden van weilanden, met hooge lanen bezet, gelegen. Door den ingang, aan de noordzij, kwam men aan een groot en fraai voorplein, waarover men aan de linkerzijde tot een tweede plein ging, om hetwelk de slaapzalen en andere gebouwen opgetrokken waren. Aan de overzijde was een derde plein of liever een kleine tuin, ook met verschillende gebouwen omgeven, waarvan de kerk en de eetzaal de voornaamste waren. De kerk was een middelmatige kapel, waarvan de lage en met een ouderwetsch gewelf voorziene beuk onder het nonnenkoor was opgericht. Het "santuarium" of koor, ofschoon meer verheven, was klein en donker; men had er het uitzicht op eene grote moestuin, die omsloten was van eene heining van jonge jokboomen en eene gracht.
Het klooster was geheel afgesloten met eenen muur, en met eenen wal omgeven. De kerk was langs de straat gelegen van het Westen naar het Oosten; men ging er binnen over eene brug; zij was van binnen afgesloten met traliewerk, waardoor men het koor kon zien. Het nonnenkoor van boven was zoo groot als het inwendige der kerk en werd ondersteund door arduinsteenen pilaren. Op het koor was een orgel, later aangekocht door pastoor Beckers van Gestel bij Eindhoven.
Langs de straatzijde had de kerk vier of vijf schoone geschilderde ramen, op het dewelke het lijden Onzes Heeren afgebeeld was.
Langs de zuidzijde in de kerk was een lange gang, door eenen muur afgesloten en waardoor men langs vier of vijf trappen de spinkamer opklom. Aan het einde der spinkamer daalde men met trappen af tot de eetzaal. Onder het spinhuis was een groote kelder die door arduinsteenen pilaren onderschraagd werd en waar nog een groot gedeelte van bestaat (Kelder onder huidige spinhuis JS).
Langs de zuiderzijde der kerk, waren lange gebouwen die tot waschhuis, brouwerij enz. ingericht waren. Aan die zijde was ook het kerkhof en daarachter het ziekenhuis.
Op het groote voorplein, was het koehuis, dat in 1911 werd afgebroken.
Gedurende al den tijd van het bestaan der Franciskanessen werden aan hunne stichting vele jaarmissen gesticht. Op den dag der jaarmissen van de oud-rectors en weldoeners, ontving iedere kloosterzuster, buiten het gewone tafelbord, als bijzondere portie:"rijstpap, goed bier en een stuiverswittebrood".
De overste of kloostermoeder werd voor drie jaren gekozen. Ook de rector werd voor 3 jaren aangesteld.
Het klooster der Franciskanessen verdween evenals vele andere onderwijsgestichten, in de storm der Fransche omwenteling, op het laatst der 18e eeuw. Zijne bevolking bestond alsdan uit een dertigtal nonnen en de eerw. heer Borghouts was hun biechtvader.
De uitgejaagde nonnen werden eerst in eenige bijzondere huizen van Achel opgenomen en vertrokken vervolgens, uitgenomen eenige, naar Moergestel, in 't bisdom 's Hertogenbosch, waar de kloostergemeenschap allengskens uitstierf.
Een bijzondere uit Weert, Bloemars genaamd, kocht het klooster voor de geringe som van 3 tot 4 duizend fr. Deze man in nood verkeerende, zocht vruchteloos geld te maken door de afbraak te verkoopen, en werd kort daarna bankroet verklaard. Hij stierf schielijk eenige jaren later.
De protenstantse tempel van Budel is ten deele gebouwd met de materialen, voortkomende van 't geslechte "Catharinadal" van Achel.
De laatste overblijfsels van "Catharinadal", heden in eene pachthoeve veranderd, zijn nog zichtbaar en dragen de naam van "'t klooster".
Ook het oude beeld van den H. Antonius, in de parochiekerk sedert 1820 op bijzondere wijze vereerd, is meer dan waarschijnlijk herkomstig uit de kerk van Catharinadal. Het werd verborgen gedurende de woelige tijden der Franse omwenteling en door pastoor De Haan op St.-Antonius-altaar geplaatst in de parochiekerk."
3-BROEDERSCHAP VAN DEN H. ANTONIUS VAN PADUA
Uit een brochuurtje van het jaar 1935 "Broederschap van den H. Antonius van Padua" halen wij het volgende:
" In 1819 stond, als pastoor, aan het hoofd der parochie de Z.E.H. De Haan, geboren te Leeuwarden. Van hem staat in de jaarboeken der parochie aangeteekend, dat hij een zeer vroom, werkzaam en ijverig priester was, als derde ordeling een waardige Franciscuszoon en bezield met eene teedere godsvrucht tot den H. Antonius van Padua. Gedreven door zijnen iever, om den H. Antonius te doen vieren, vroeg en verkreeg hij te Rome, bij decreet, gedagteekend 28n September 1819, belangrijke voorrechten voor het altaar den H. Antonius toegewijd; zooals het voorrecht elken Dinsdag van het jaar, eene plechtige Mis met uitstelling van het Allerheiligste te mogen opdragen en verschillende volle en gedeeltelijke aflaten, voor al de geloovigen, die het altaar van den Heilige bezoeken en zijne voorspraak door godvruchtige gebeden afsmeeken.
Deze gunsten, door Paus Pius VII aan het altaar van den H. Antonius te Achel verleend, schonken een nieuw en krachtiger leven aan de devotie tot den goede Heilige; zij breidde zich bij de inwoners der plaats en omstreken uit en op den dag van heden bloeit ze meer dan ooit.
Elken Dinsdag wordt eene plechtige H. Mis, met uitstelling van het allerheiligste, aan het Altaar van den H. Antonius opgedragen, terwijl talrijke bedevaarders uit de naburige Belgische en Nederlandse parochiën voor het beeld van den Heilige nederknielen, hunne harten in vurige gebeden uitstorten, hunne verlangens en noodwendigheden blootleggen en den zoeten troost smaken die gebeden verhoord, die verlangens voldaan te zien.
De feestdag van den H. Antonius (13 Juni) met octaaf wordt, onder den toeloop van een overgroot getal geloovigen, met de grootste plechtigheid gevierd.
Terwijl een bijzondere trein, vertrekkende uit Eindhoven (Holland), meer dan 1000 bedevaarders aanvoert, komen andere, noch grooter in getal, van heinde en verre toegesneld, om den goeden en machtigen Wonderdoender te vereeren, voor zijn altaar neer te knielen, de HH Missen en de indrukwekkende processie, na de Hoogmis, bij te wonen en deel te nemen aan de godvruchtige oefeningen welke bij deze gelegenheid, tot stichting der pelgrims gehouden worden.
Deze buitengewone toeloop van geloovigen, de menigvuldige gunsten, door de voorspraak van den H. Antonius bekomen, de talrijke ex-voto's uit dankbaarheid aan het altaar van den Heilige opgehangen, zijn een schitterend bewijs, dat de H. Antonius verlangt te Achel vereerd en aanroepen te worden, en dat God daar , bij voorkeur de gebeden goedgunstig verhoort, welke Hem door bemiddeling van zijnen grooten Dienaar aangeboden worden.
Geen wonder dan ook , dat meermalen, door vele vereerders van den H. Antonius het verlangen werd geuit in de kerk van Achel een Broederschap opgericht te zien.
Zijne Doorluchtige Hoogw. Mgr Rutten, Bisschop van Luik, aan dit verlangen goedgunstig willende voldoen, heeft hij bij de brief van 4n Mei 1906, de Broederschap van den H. Antonius van Padua, in de kerk van de HH. Monulphus en Gondulphus, te Achel opgericht en de standregels daarvan goedgekeurd."
In 1908 verscheen met kerkelijke toelating het " Handboekje der Pelgrims voor de Processie van Eindhoven en omstreken naar Achel".
Het Sint-Antonius-Broederschap had in Nederland een bestuur met uit ieder kerkdorp nog een broedermeester. In het boekje werden de voorwaarden, voorrechten en aflaten vermeld. Daarbij de gebeden en teksten voor de oefeningen voor de 9 dinsdagen en de gebeden voor de novene ter ere van den H. Antonius. Verder een volledige litanie of lijst met aanroepingen en allerlei gebeden voor specifieke omstandigheden en meerdere gezangen en litanieën. Voorwaar een document !
4-DE VOLKSHEILIGE
Antonius zou een van de meest populaire volksheiligen worden. Wie vandaag zijn geldbeugel kwijt is, brandt een kaars voor Sint-Antonius of zegt een schietgebed al of niet vergezeld van een belofte tot een kleine inspanning op religieus of financieel gebied.
Feit is dat Sint-Antonius vooral wordt betrokken bij het oplossen van problemen " van verloren "zaken": voorwerpen, maar ook mensen, gevoelens of gewoontes...Terugvinden zou een zegen zijn en als Sint-Antonius daarbij even kan helpen....
Een volksheilige wordt al snel afgebeeld. In dit beeld wordt zeker duidelijk gemaakt welke grote erkenning hij geniet.
Aanvankelijk werd Sint-Antonius afgebeeld met slechts een boek in de hand om aan te duiden dat hij vooral het woord Gods uitdroeg. In de vijftiende eeuw is daar een lelietak bijgekomen om zijn maagdelijke zuiverheid aan te tonen.
Maar later, toen hij een echte volksheilige werd, gingen anekdoten uit zijn leven aanleiding geven tot andere attributen.Zo wordt hij soms uitgebeeld met een vis: hij predikte dan ook voor vissen zoals Franciscus tot de vogels sprak. Elders zien wij aan zijn voeten een knielende ezel: de hongerige ezel knielde eerst voor het H. Sacrament dat Sint-Antonius ronddroeg om daarna pas te eten : gebeurtenis die een ketter tot het geloof terugbracht.
Meestal echter wordt Sint-Antonius afgebeeld met het Kindje Jezus op zijn arm ... Hij predikte immers de menswording van Kristus. Maar toen in de achttiende eeuw de mensen preutser werden, ging men dat toch wel wat familiair vinden en schoof men een boek tussen hem en het kind in ..
Het Achels genadebeeld behoort tot de traditie.
Het dateert alleszins uit de jaren 1650-1700. Rond 1825 werd het gerestaureerd en was toen dus reeds oud. Sommmige gaten werden toen gedicht met mortel, kleine stukjes hout werden met kleine gesmede nageltjes ingenageld. In 1957 werden deze oude herstellinge,n oordeelkundig vervangen door rector B. Claessens te Eisden. De plank onder het beeld werd als voetstuk toegevoegd en enkele vermolmde stukken werden vervangen, zoals het linker armpje van het Kind. De kleur werd opgehaald. Het goud-op-de–snede van het boek is bladgoud.
Dit beeld werd gered uit de inboedel van het klooster Catharinadal . De Franse Revolutie verdreef de zusters uit het klooster en het beeld van Sint-Antonius dat een vaste plaats had gehad in de kloosterkerk werd opgeborgen in de parochiekerk van Achel tot na de Franse Tijd.
Vanaf 1819 kende het een drukke verering, die met vele verhoringen en gunsten beantwoord werd. De jaarlijkse processie en de ex-voto's in de muurnis aan het altaar van Sint-Antonius vormden er een bewijs van.
De eerste afbeelding die wij kennen is het gekroonde beeld: zowel Antonius als Kindje Jezus dragen een kroontje. Antonius draagt ook een stola. In 1920, jubileumjaar, werd een foto verspreid met deze afbeelding erop. Er werd zelfs een postkaart van gemaakt.
Later is de beeltenis versoberd. Het huidige beeld is ontdaan van stola en kroontjes.
Er zijn zeker treffende gelijkenisssen tussen het beeld van 1920 en het huidige beeld. De lelie blijkt verschillend, de ezel en de gezichten sterk gelijkend. Stola en kroontjes waren misschien losse versierselen?
Het processiecomitee liet ooit 700 beeldjes in gemalen Franse steen maken in 's Hertogenbosch en verkocht ze aan belangstellenden . De eerste serie werd nog beschilderd door Sus Pellens , leraar aan de NIKO, in meerdere aangepaste kleuren. Het beeldje kreeg alzo in menig Achels gezin een plaatsje. Nu zijn ze nu in effen kleur nog te verkrijgen bij Hubert Stienaers Ven 26 voor de prijs van € 10.Het is dus een afdruk van het huidige beeld, dat in onze kerk staat op het Antoniusaltaar.
5- DE SINT-ANTONIUSPROCESSIE
Op de sterfdag van Antonius , 13 juni, had de plechtige viering plaats van de volksheilige met twee missen en een ommegang. Van heinde en verre stroomden pelgrims toe. Rond de eeuwwisseling 1900 kwam uit Eindhoven en 10 omliggende dorpen een bijzondere bedevaart met speciale bevlagde en versierde trein, paarden en huifkarren. Zo vinden wij bedevaarders genoteerd uit Eindhoven vooral, Woensel, Stratum, Gestel,Strijp, Tongelre, geldrop, Waalre, Heeze, Valkenswaard en Oerle. Soms van 600 tot 2000 man sterk.
Een foto van rond die tijd, wij zien nog de oude kerk,- afgebroken in 1908, bewijst de drukte bij de zegen op het einde van de processie op het Michielsplein: een knielende menigte!
Immers in het Calvinistische Nederland was processiehouden nog altijd verboden.
De pelgrims werden door de fanfare aan Achel-Statie afgehaald, er werd druk gesierd, meerdere ovens vlaai werden speciaal gebakken en het patronaat van toen werd eethuis. Er ontstond een waarachtige kermis. De dag werd afgesloten met een tweede bedegang naar de kapel van O.L.Vrouw in de Nood. Het was een feestdag in de week die door allen, ook de meeste fabrieksarbeiders als een zondag gevierd werd.
In 1920 werd het eeuwfeest van de bedevaart plechtig gevierd met allerlei uitbeeldingen langs de straten.Bij die gelegenheid verscheen een herinneringsboekje uitgegeven te Hasselt door de Sint-Quintinusdrukkerij met kerkelijke goedkeuring. Het was eigenlijk meteen een handleiding voor de bedevaarders.
Maar van iedere processie maakten de Achelaren werk.Vooral tussen de twee wereldoorlogen was er een grote bloeitijd , ook wegens de vele jeugdverenigingen, de zingende maagden, mijnwerkers enz. De straatsversieringen werden steeds mooier. De gehuchten waar de processie traditiegetrouw door trok beschouwden het als een ereplicht zich hiervoor in te spannen.Reeds weken op voorhand kwamen groepen buurmeisjes samen om "te sieren", om roosjes en festoenen te vlechten. Wimpels en vlaggen werden gewassen en gestreken; strooisel werd bijeengebracht voor de processieweg; de balken en de palen van "arken" en "bogen" werden omwonden met thuja of heide. De jongens zorgden voor bussels " lissen" om rond de boogpalen te planten en haalden kruiwagens varens bij. Zij zochten hondshouten stokken voor de vlaggetjes; ze schilden de stokken blank of sneden er spiralende kringen in uit. Ondertussen zorgden de voerlui voor wit en geel zand voor de zandtapijten, voor jonge dennen en berken voor de straatboorden. En op de dag zelf was iedereen vroeg te been om de laatste hand te leggen aan een waardige versiering. Fanfare en zangkoren, school en jeugdverenigingen zorgden verder voor een stijlvolle gebedstocht met het Allerheiligste door de versierde straten. Al deze uitingen waren steeds gefundeerd op een warm geloof en een diepe devotie tot Sint-Antonius. De oorlogsjaren brachten allerhande moeilijkheden, maar de bedevaarders groeiden in aantal: er was zoveel nood bij de mensen!
De jaren 60 brachten de gekende verwarring en wildgroei. In sommige parochies liet men de processie vallen. In Achel won het de volksdevotie al kwam de rechtlijnigheid: de eerbied voor het Allerheiligste, wel in het gedrang.
Het was in die tijd een processie rond het H. Sacrament. Alle groepen liepen mee als luister en eerbetoon aan het allerheiligste dat meegedragen werd door een priester onder het bekende baldakijn of " hemel". Er waren de traditionele groepen als de zingende maagden, de witte paterkens en later de bruine paterkens om de binding met Sint-Antonius te onderstrepen. De grootste kleuters zorgden voor de bellemannekens die voor "den hemel " mochten lopen.Ieder jaar was er de uitverkiezing van Jezus en Sint-Janneke met zijn zijn kleed van schaapswol en omdat er in Achel zoveel mijnwerkers waren kwam er er ook een groep kleine mijnwerkers in blauw pakje met stevige helm en pikhouweel en namaaklamp. De verdiensten van de Zusters Jozefienen in het bewaren en verzorgen van al die processiekledij zijn zeer groot geweest.
De stoet werd immers op de speelplaats van de meisjesschool gevormd. De eerste komuniekantjes mochten ook toen niet ontbreken en de plechtige communiekanten vonden het toen een plicht om "in vol ornaat" mee op te stappen. De vlaggen van alle verenigingen vormden een omkadering van "den hemel".
De eerbied voor het H. Sacramant werd benadrukt door het neerknielen van alle kijkers bij het voorbijkomen van het Allerheiligste, en de zandtapijten onderweg, met zoveel werkvlijt gemaakt door kunstenaars uit de buurt, mochten alleen betreden worden door de priester die het H. Sacrament droeg.
De route die de processie volgde wijzigde nogal eens. Persoonlijk herinneren wij ons het best de tocht langs Kloosterstraat naar Catharinadal en dan langs Vuegen terug naar het dorp en naar de kerk.Er stond een rustaltaar bij Harrie Winters-Theunissen in de Bergien.
Oude foto's tonen dat er ooit werd gewandeld langs Dorpsstraat, Bergien,het "strutje van A. Claassen" dan naar Catharinadal en terug naar de kerk. Zelfs ging ooit de processie langs de Schutterijstraat, Mortel, Zandstraat.
Meerdere jaren was er ook de traditie van de Sacramentsprocesie naar het kapelleke van O.L.Vrouw in de Nood. Wij menen dat deze ommegang rond 15 augustus doorging.
De echte Sint-Antoniusprocessie van juni kreeg in de jaren voor de tweede wereldoorlog een slotviering in de namiddag aan datzelfde kapelleke van O.L.Vrouw.
Legendarisch is ook de grote verdienste van de voorbidders in de processie. De fanfare was er natuurlijk ook bij met hun processiemarsen maar als het stil was klonk heel luid de stem van Jaak Van Otterdijk die een hele rozenkrans, 3 paternosters, voorbad met bij iedere weesgegroet een aanroeping van een van de mysteries: en de mensen baden mee!
In 1977 kwam men onder leiding van pastoor Jan Kwanten tot een grondige vernieuwing.
Er werd in de weide bij het spinhuis een parochiale Vlaamse Kermis gehouden door al de Achelse parochiale verenigingen . De opbrengst kwam volledig ten goede van het "processiekomitee" om nieuwe initatieven te nemen die dan van 1978 van start gingen. Er werden enkele basisprincipes vastgelegd: de uitbeeldende groepen nemen deel aan de eucharistieviering en de processie is er het verlengstuk van. Er werd een route vastgelegd met rustplaats in het Catharinadal , de plaats waar het genadebeeld vandaan kwam en de sluiting op het kiosk met de zegen van het Allerheiligste en de verering van reliek van Sint-Antonius.
De opbouw van de stoet bestond uit drie delen: A: het historisch gedeelte, B: De boodschap van Sint-Antonius en C: De verering van het Allerheiligste. De bestaande groepen werden zinvol in die opbouw ondergebracht en nieuwe groepen werden bedacht.
J. Scheepers
DE OPBOUW VAN DE NIEUWE PROCESSIE 1978
1- LITURGISCHE OPENING
Het processiekruis met de misdienaars
En de Koninklijke Fanfare Kempenbloei.
2- HISTORISCH GEDEELTE
Met als thema: " Vanwaar komt onze Antoniusdevotie ?"
A - De Heraut: hij kondigt de stichting aan van Catharinadal,
namens zijn Heer Johan van Grevenbroek (1432)
De Heer en Vrouwe van Grevenbroek met schildknapen te paard
B- Vrome vrouwen uit de omtrek, de eerste bewoonsters van Catharinadal.
C- Franciscanessen van Catharinadal die het genadebeeld dragen
3- DE FIGUUR EN DE BOODSCHAP VAN ANTONIUS
Met als thema: "Wat moet Antonius voor ons betekenen?"
A- Het traditionele oude processievaandel van Antonius
B- Antonius de kindervriend
omringd door de Eerste Communiekantjes van dit jaar
C -Antonius, de kerkleraar
omringd door groep bruine paterkens
D- Antonius de missionaris
-Groep engelen met naam van Achelse misionarissen
-O.L.Vrouw van de Jonge kerken
-Groep van het H. Kruis
E- Antonius , de vriend der armen
Omringd door groep voorstellend "arme mensen"
4- DEELNAME VAN DE ACHELSE GELOVIGE GEMEENSCHAP
A- Groep van O.L.Vrouw-in-de-Nood met maquette van kapelleke
B- Parochiale Verenigingen in uniform Dorp en Statie
C- Bedevaarders en processiegangers
D- Broederschap van Sint-Antonius met oude ex-votos
5- KERNSTUK : DE EUCHARISTISCHE HULDE
A- Antonius, de verdediger van de Eucharistie
B- Zangkoor Achel-Centrum
C- De Achelse geestelijken en religieuzen
D- De Bellemannekens en de Strooierkens
E- HET ALLERHEILIGSTE onder de hemel
Geflankeerd door misdienaars met wierookvaten
Flambouwdragers
F- Eregroep met de vlaggen van de verenigingen
G-Schepencollege en raadsleden
H-Rijkswacht en Politie
6- AFSLUITING DOOR ACHELSE PONYCLUB