header

 

Oude waterputten te Achel

1999 Achel Kelder van kiosk terug geopend 21999 Achel Kelder van kiosk terug geopendTussen de woonresten uit oude tijden bekleden de waterputten een bijzondere plaats.
De eerste nederzettingen ontstonden bij een zoetwatermeer of een rivier. De mens had water nodig.
Vanaf het ogenblik echter dat men de vondst deed, water uit de bodem van een put te doen opborrelen nadat het gefilterd was geworden door de omringende aardlagen, vanaf dat ogenblik werd de waterput het hart van iedere nederzetting.
Bij deze kostbare plek ontmoetten de mensen elkaar, werden de nieuwsjes voortverteld en werden later de publicaties opgehangen. Op vele plaatsen werd zelfs ooit een putbestuur geschapen dat voor het onderhoud en de reinheid ervan moest zorgen.


Zo vinden we in latere tijden op de plaats van de oude put het centrum van stad of gemeente rond de stads- of gemeentepomp.
Voor het centrum van Achel kunnen wij aldus twee, zelfs drie oude putten in het licht stellen. Zij lagen in de onmiddellijke nabijheid van de oude kerk van Monulfus en Gondulfus.
1. De eerste behoorde tot de oude afspanning Koeckhofs en zou de brouwerijput geweest zijn.
Deze afspanning kende in de 18e eeuw enige vermaardheid en werd aangedaan door de postkoets Maastricht - 's Hertogenbosch zowel als door deze van Maaseik op Den Haag. Het traject liep over Bocholt-Achel-Leenderhut-Aalsterhut-Eindhoven. De tijd die aan de postiljon was toegewezen bedroeg voor Achel-Eindhoven 2u30. De afspanning Koeckhofs had de eer op 15 juli 1781 niemand minder dan keizer Jozef II te mogen herbergen
Het merkwaardig hotel werd spijtig genoeg in het begin van de dertiger jaren afgebroken.

1999 Achel Kelder van kiosk terug geopend 11999 Achel Kelder van kiosk terug geopendAlleen een der gewelfde kelders bleef bewaard onder de huidige kiosk . De hoger vermelde brouwerijput lag ten westen van het gebouw, aan de achterkant.
Ze was toegedekt met een grote arduinsteen. Voor de kinderen was het een eigenaardigheid door de openingen langs de steen allerlei zaken in het water te laten plonzen. De toenmalige burgemeester T. Verweyen was zo welwillend op 7 september 1955 de put door gemeentepersoneel te laten onderzoeken vooraleer ze om veiligheidsredenen gedempt werd.
Men vond een cilindervormig bouwwerk uit brikken van ruim 4 meter diep dat een doormeter had van bijna 1,30 meter, naar boven gewelfvormig verengde, om te eindigen met een hals van ongeveer 60 cm hoog op 60 cm diameter.

De put was gevuld met allerlei afval waartussen we noteerden:
-7 werpballen uit witte hardsteen die de kinderen gebruiken bij het knikkerspel (bolker)
-3 stenen knikkers
-een zelfgesneden houten tol voor zweep
-een korte witaarden pijpekop
-een dikke pijpesteel met geelgroen kleurpatroon
-een fragment van een muurtegel met wit glazuur
-enkele negentiende eeuwse scherven

Het lijkt er dus op dat de put zolang ze in gebruik was zuiver bleef. Wat teruggevonden werd, dateert blijkbaar uit de tijd dat ze afgedekt was met de arduinsteen, nl. begin 20e eeuw.
De gouden trouwring die Elisabeth Govers-Achten er in had laten vallen, toen de put omstreeks 1900 nog gebruikt werd als een gewone waterput met houten kuip rond, werd niet teruggevonden. De bodem bestond uit fijn wit zand waaruit kristalhelder water overvloedig opborrelde.

2. Een twintigtal meter bezuiden het hotel Koeckhofs lag eertijds de herberg "In de Gouden Leeuw", waarvan de oostelijke gevel het jaartal 1765 van de metselaars meekreeg .
Hier gaat onze putgeschiedenis verder. Toen dit oud huis immers in de zomer van 1965 door de eigenaar R. Van de Broek afgebroken werd voor een nieuwbouw, ontdekte men twee oude putten:
-Een eerste vond men in de kelder die aan de zuidkant van het huis lag en waar men wel ooit een straaltje water tussen de rode plaveien had zien opborrelen.
De kuip was gans vergaan maar nog zichtbaar. Blijkbaar werd zij eertijds uit graszoden opgebouwd. Deze rustten op een houten juk dat men bij het putgraven regelmatig liet zinken, in de mate dat men zoden bijbouwde.
Enkele rotte brikken werden ook aangetroffen.
Omdat deze put niet uitgediept werd en geen voorwerpen aan het licht kwamen, kan over de datering niets gezegd worden.
Het dient echter als een eigenaardigheid aangestipt dat deze put binnenshuis voorkwam.
-De tweede put is des te merkwaardiger. Zij zat aan de oosthoek van het huis gedeeltelijk onder de fundering. De muur was daar aangezet op een ingeheide, vierkante, scherpe paal van een 20 cm zijde.
Blijkbaar had men er in 1765 een zwakke plek opgemerkt en had men deze door die paal willen versterken.
Toen de grijper deze paal wilde uittrekken beet hij zich vast in ander houtwerk, dat dan een holle boomstam bleek te zijn, de kuip van een put.
Op 14 juni 1965 werd de vulling van deze put uitgehaald tot op de bodem die uit een fijne kiezel en scherpzand bestond.
De diepte bedroeg niet minder dan 4,50 meter onder het maaiveld.
En dit vond men:

A. De putkuip

Vanaf 1,20 m begon de onregelmatig afgebroken bovenkant van de putkuip die gevormd was door twee halve uitgeholde eikenstammen. De wand had een dikte van 10 cm. Van buiten ruw, onregelmatig en eerder zacht, was de binnenzijde effen en hard. Bij de samenvoegingsnaad zat in iedere boomhelft een houten pen gedreven, die een paar centimeter uitstak. Bij middel van deze penkoppen werden de twee helften met banden bij elkaar getrokken.
Deze pennen (we vonden er dus vier) stonden op ruim 60 cm van de onderkant van de kuip. Deze was van buiten naar binnen afgeschuind alsof zij op een tweede putring moest passen en aansluiten (fig. 7 en 8).
Resterende hoogte van de putkuip: ruim 1,40 m. Omtrek 3 m.
Onder de eikenhouten kuip werd een zwarte mantel zichtbaar die echter niet tot onder reikte en voorkwam als een rest van vergaan hout en graszoden.
Door bemiddeling van H. Roosens, hoofd van de Nationale Opgravingsdienst werd een monster ervan onderzocht door R. Lefève, hoofd van het Microchemisch laboratorium te Brussel.
Boomstamput Achel 1964 ABoomstamput Achel 1964 (Grevenbroekmuseum)De uitslag was deze:
"een broze bruin-zwarte structuurloze materie die nagenoeg 55 % water bevat, 28 % organische stof en 17 % minerale stof" (brief van 3.8.65).
Het is duidelijk dat deze put tot een respectabele ouderdom moet teruggaan, alleszins naar het type bekeken.

Wij kunnen immers een viertal analoge gevallen aanhalen:
1. In een nederzetting te Haffen bij Xanten vond Walter Kersten een waterput van twee uitgeholde tegen elkaar geplaatste halve boomstammen, die tot de Merovingische-Karolingische tijd moet behoord hebben (Germania, 1937, t. 2, blz. 77).
2. Op de Hooge Hof te Zetten (Nederl.) werden vijf waterputten gevonden, alle van dikke uitgeholde eikenstammen, van ongeveer één meter diameter... "Door klampen die met houten pennen bevestigd waren, werden de beide helften bijeengehouden". De gevonden potscherven lieten toe het geval te dateren in de Karolingische periode (W.C. Braet, De Hooge Hof, een Bataafsche Nederzetting te Zetten, in OUDHEIDKUNDIGE MEDEDELINGEN UIT HET RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN TE LEIDEN, Nieuwe reeks, t. XVIII, 1937, blz. 22-40).
3. In het Museum van het Jubelpark te Brussel, afdeling Romeinse Oudheden, worden twee houten putten getoond; de ene is vierkant, de andere is, juist lijk de put van Achel, gemaakt uit twee halve boomstammen met ongeveer dezelfde afmetingen en met dezelfde houten pennen als onze put. Deze put is afkomstig van Kontich en wegens de gevonden scherven geplaatst in de Romeinse tijd.
4. Te Sint-Michielsgestel in Noord-Brabant (Nederl.) werden in 1963-1964 vier waterputten gevonden: één ronde en drie vierkante.
De ronde was gemaakt uit twee halve eikenstammen. Het jongste dateerbare materiaal uit de vulling van deze put stamt uit de tjd omstreeks 125 na C. (Cfr. Archeologisch nieuws in Nieuwsbulletin van de Kon. Oudheidk. Bond, aflev. 4, 15-4-65, blz. 53-54).
De Achelse put kan dus heel oud zijn. Naar het type gaat ze terug tot de hoge middeleeuwen en zelfs tot de Romeinse tijd.
De teruggevonden scherven laten ons toe een terminus post quem te bepalen.

B. Het schervenmateriaal

1. Fragment van voorraadpot uit witte aarde, van buiten bekleed met zwarte deklaag. Dikte 0,9 cm. Schinveld circa 1100.
2. Gesmoord aardewerk, wit op breuk met dun geelbruin kerntje. Dikte van 0,2 tot 0,5 cm. Zwart blinkend doch buiten meer glanzend dan aan de binnenzijde. Met de hand gevormd en bij het einde van het bakproces sterk gereduceerd.
Waarschijnlijk namaak van werk uit Pfaffrath in Rijnland. Bij de fragmenten bevindt zich de lensvormige bodem van een kogelpot van circa 14 cm diameter. Datering omstreeks 1150.
3. Witte kan met ronde oor en rechte rand uit hardgebakken witte aarde geschraald met zand. Niet gereduceerd.
Het stuk dat gerestaureerd kon worden (fig. 9), werd op de draaischijf gemaakt en heeft een eigenaardige ingeknepen en bijgesneden voet. Deze is door tegendruk aan de binnenzijde van de kan zichtbaar.
De onderzijde van de buik vertoont een deuk.
Diameter van de voet: 15 cm; van de buik: 24 cm. Wanddikte: 0,4 à 0,5 cm. Deze kan behoort tot Schinveld Ia en moet geplaatst tussen 1190 en 1225. Ter vergelijking: A. Bruijn, Die mittelalterliche keramische Industrie in Südlimburg, in R.O.B.-Berichten, 12-13, 1962-63, afl. 34, blz. 389.
4. Grijze pot in zeer dunne uitvoering; uiterst hard gebakken. Hij werd gemaakt op de draaischijf en heeft een zeldzame voet waarin kleine neepjes werden ingeknepen; fel gezand en ietwat gereduceerd.
Diameter van de voet: 12 cm; van de buik: 22 cm. Wanddikte: 0,2 tot 0,3 cm. Te plaatsen omstreeks 1200.
5. Vuilwitte tuitkan met sterk ingeknepen voet die door tegendruk sterk zichtbaar is aan de binnenzijde. Handgevormd.
De buitenkant werd afgestreken met een borstel zodat vertikale strepen een soort ornament vormen.
Onvolledig. Diameter van de voet: 11 cm. Wanddikte: 0,2 tot 0,5 cm. Behoort tot Schinveld I (vroeg I), wat betekent tussen 1125 en 1150.
6. Onbeduidende scherven die gaan van de 15de tot de 17de eeuw .
Het geheel van deze scherven, als gesloten vondst, wijst op de tweede helft van de 12de eeuw. Vanzelfsprekend kan de put zelf nog meerdere eeuwen teruggaan.
In elk geval werd door deze put een der oudste woonplekken van Achel-centrum ontdekt.

C. De houten emmer

In de vulling van de put vonden we enkele plankjes die duidelijk duigen leken van een tonnetje, alsook enkele zwaar beroeste fragmenten van ijzeren banden. De duigen waren van verschillende breedte. We slaagden erin hiermee een reconstructie te maken van een tob of emmer die alleszins uit de late middeleeuwen moet dateren (fig. 10). De ijzeren banden waren met klinknagels gehecht, zowel aan de emmer zelf als aan elkaar. Op de ogen van de klinkbouten zaten grijze knobbels die na onderzoek naast een hoeveelheid ijzer vooral zinkcarbonaat bevatten.
Er moeten 6 ijzeren banden rond het stuk gelopen hebben, waarvan de bovenste en de onderste bijzonder merkwaardig zijn.
De onderste band werd over de onderrand heen geslagen zodat hij een zware en sterke bescherming bood voor de rand.
De bovenste band, waar de ogen van de hengsel aan bevestigd waren, werd ook naar binnen geplooid zodat niet alleen de rand een band droeg aan binnen en buitenkant, maar dat de band aan de binnenkant zich ook verwijdde naar binnen en in het hout drong zodat deze bovenste band steeds meer spande en met de hengsel niet uit de emmer kon getrokken worden.
Een vernuftige en tevens moeilijke opgave voor de oude smid.
Afmetingen: hoogte: 42 cm; diameter onder: 21 cm; boven: 24 cm.
In afwachting dat een C 14-onderzoek ons meer positieve gegevens verschaft, kunnen wij voor de ouderdom van de emmer slechts gissingen maken die ons toch naar de middeleeuwen voeren. Het is alleszins een oud type.
We vonden een gelijkend exemplaar met ongeveer dezelfde afmetingen bij W.C. Braat, Opgravingen te Vechten in Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, Nieuwe Reeks, t. XX, 1939, blz. 47-65, afb. 50.
En... dit exemplaar werd teruggevonden in een Romeinse tonput!
Ook van de Achelse tonput een Romeinse put maken zal wel lastig zijn, omdat geen enkele scherf of aanduiding hiervoor een bewijs vormt.
Het type van de put zowel als van de emmer is nochtans zeer oud. Met haar te plaatsen in de 11de eeuw hebben we zeker vaste grond onder de voeten.
Omstreeks die tijd trouwens moet de kerk van Achel gebouwd zijn vlak bij de oude nederzetting waartoe deze put behoorde.
In 1139 wordt de kerk van Achel het eerst vernoemd.
In elk geval is een duizendjarige put al een heel aardige archeologische trofee.
Rest ons nog tenslotte onze beste dank te betuigen aan de familie Van de Broek, zowel om de graag verstrekte inlichtingen als om de verleende hulp.

Mechelen-aan-de-Maas, 1967.

(Uit het archief van Bartel Follon).
Typiste: Betty Evers, Achel.