(Kapetulie 1994/4) Ik was maar goed twaalf jaar, maar toch weet ik nog hoe de Duitsers van ons café een soort hoofdkwartier gemaakt hadden. Het was in de dagen dat de Engelsen hun bruggenhoofd aan Brug 9 gingen uitbreiden. Geheel de dag hoorden we schieten in de richting van de Grote Heide. Allerlei kop-stukken liepen thuis in en uit en er stond een wacht aan de deur. Die kostukken lieten zich door een kok allerlei lekkers klaarmaken.
Door de Herringstraat was het een gerij van amfibiebootjes die munitie haalden en nu en dan een gekwetste aanbrachten van uit de Grote Heide. Het toenmalig Patronaat was ingericht als veldhospitaal. Kwajongens, zoals wij, gingen natuurlijk eens sluiks kijken en zagen bedden en de hopen munitie.
En dan begonnen ze het patronaat leeg te maken. Ze trokken af! Ik zie nog hoe de kok thuis voor moeder ging staan.
"Mutti, zei hij, jetz das Ende, Ich nach Front" En hij maakte een gebaar van keel afsnijden. "Meine Mutti nicht mehr sehen!" "Maar neen, trachte moeder te betijen het komt wel in orde". "Nein, zei de man "Du bist meine Mutti", en hij omhelsde moeder, terwijl de tranen over zijn gezicht liepen, 's Anderdaags zag ik hem op een bootje terugbrengen in de Herringstraat, met ... afgeschoten voet. Ondertussen had Remi een vogelverschrikker met Duitse helm onder de Lindeboom aan de kiosk gezet. Boos heeft vader hem opgeruimd. Als ze terugkomen...!!!
Plots kwam van uit het dorp een Duits te paard aangereden. Vader hoorde onmiddellijk dat het mis was met een der hoefijzers. De man stopte en vroeg waar "der Schmied" woonde. Vader stuurde hem verder naar Achel-Statie.
Na een kwartier was hij terug, ditmaal met het geweer in de aanslag. "Der Schmied, brieste hij... Willem Caels die nog eens in de kerk was gaan bid-den en van niets wist, trachte de situatie te redden door te wijzen naar va-der: "Dat is der Schmied, zei ie..." Daarop grendelde de Duits zijn geweer en ... vader trok met hem naar de smidse. Hij bracht de hoeven in orde...
"Churchill werde bezahlen" riep de soldaat nog en reed weg. De volgende dag, een dinsdag, hoorden we 's namiddags dat een Engelse voorhoede in de Bergien was, met vier gevechtswagens. Eén ervan kwam naar het dorp tot aan de lindebomen voor het huis van Leo Linssen. Twee man stapten eruit. Blijkbaar verkenners. Door ons raam konden we fijn die eerste Engel-sen zien met hun platte helm. Eén sloop omzichtig tot aan de kerktoren en hield zich schuil achter een steunbeer. De andere dekte hem op afstand.
Op dat ogenblik zagen wij ongeveer aan de Simonsschool een Duits nade-ren, sluipend van boom tot boom, het geweer schietens gereed. Oei, oei, zei vader, nu gaat het spannen. Weg van het raam! Weg! De man aan de toren haalde een kleine kijker boven en loerde langs de steunbeer naar het noorden. Met een ruk draaide hij zich naar zijn makker en deed teken dat er slechts één vijand was. Meteen was er zijn vragend gebaar: "Moet ik schie-ten?" De andere wuifde duidelijk het niet te doen, waarop beiden zich te-rugtrokken. Ook de Duitser verdween... 's Anderendaags de echte bevrij-ding met duizende tanks, trucks en jeeps. Het bleef komen...
En nog wat later natuurlijk het eerste bevrijdingsbal... Achelse schoonheden zochten contact met de helden van overzee. Een Tommie sprak al van "my sweetheart" (lieveling), waarop de Achelse: "Ja, Ich zwiet og hard. Des van 't dansen"