1. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN HET KASTEEL
Toelichting bij enkele moeilijke bouwtermen
Auteur D. Pauwels noemt het kasteel een eclectisch complex met neo-Vlaamse-renaissance-inslag. Eclectisch wil zeggen dat de verschillende bouwheren qua bouwstijl de beste bouwvorm uitkozen voor elk deel van het complex. Neorenaissance duidt op de bouwstijl in de 18de, 19de en 20ste eeuw die de princiepen en de kenmerken van de klassieke renaissance hervat.
Een travee is een gedeelte van een groot gebouw, gedeelte dat telkens één raam bevat; ofwel de ruimte tussen twee kolommen, bijvoorbeeld in een kerk.
Opvallend zijn de geprofileerde houten en stenen kroonlijsten van het kas-teel, dit wil zeggen het profiel van uitstekende latten of ribben waarnaar zich het metselwerk richt. Typisch voor de nieuwe gedeelten van het kas-teel is tevens het modillon, de kleine console waarop de gootlijsten rusten. De druiplijsten waarover D. Pauwels schrijft zijn de natuurstenen lijsten die aan de onderkant hol zijn zodat het regenwater niet druipt op de lager-liggende muurvlakken. De ramen en de meeste buitendeuren van het kas-teel hebben een lekdrempel, een verbrede onderdrempel om het doorslaan van het water te voorkomen.
Sokkels of zuilvoeten zijn de vierkanten stukken natuursteen of hout, meer breed dan hoog, die dienen als basis. Een arkel of erker is een hoekige of ronde uitbouw aan een gevel.
Verder spreekt de auteur over getoogde muuropeningen: voorzien van een toog (overdekking van een muuropening), boogvormig overspannen; ge-toogde kozijnen hebben vaak een ronde bovendorpel.
Auteur D. Pauwels schrijft verder over het entablement, de omlijsting van de ramen en de deuren, en tevens over imitatievoegen, voegen die nage-maakt zijn.
2. DE VIER GEVELS VAN HET KASTEEL
2.1. De noordoostelijke zijgevel van het kasteel
Even in herinne¬ring brengen: de oude voorgevel van het Hooghuis is, door de latere uit¬breiding van het kasteel, mettertijd de noordoostelijke zijgevel van het huidige kasteel geworden.
2.1. 1. Een ingrijpende verandering
De structuur van het oude Hooghuis is perfect terug te vinden in de huidi-ge noordoostelijke vleugel. Vergelijk de tekening van Edgard Claes in zijn schetsboek met de foto op het volgend blad en u vindt de oude structuur terug. De vroegere sobere voorgevel heeft een neorenaissance-uiterlijk ge-kregen. Er zijn enkele opvallende verschillen tussen tekening en huidige fo-to.
De bescheiden ingang in de gevel van het Hooghuis wordt zij-ingang. Er komt aan de voorkant een bakstenen toegangstrap met perron, aan weers-kanten afgezoomd met zeven natuurstenen colonnetten. Het middendeel van de toenmalige façade krijgt een neorenaissance-uiterlijk.
Het middenvenster van de verdieping wordt toegemetst en bekroond met een prachtige trapgevel. De linker travee krijgt een nieuw venster op het ge-lijkvloers en op de verdieping.
Twee torentjes sieren de hoeken van de rechter zijgevel. Het dak krijgt twee dakvensters.
Vele auteurs denken dat baron Dieudonné de Hubens, eigenaar van 1747 tot 1768, het sobere Hooghuis van de eremieten op deze wijze heeft ver-bouwd en verfraaid zoals de noordoostelijke zijgevel er vandaag uitziet. Verdere studie zal dat nog moeten bevestigen.
2.1.2. Beschrijving van de huidige zijgevel
Het middenstuk of de middentravee van de huidige noordoostelijke kas-teelgevel is typisch neorenaissance en mooi afgewerkt. De zijgevel, die vroeger façade was, bevat ondermeer grote en kleine natuurstenen triglie-fen, muurstukken met, zoals de naam zegt, drie (tri-) gleuven.
Het middenstuk van de kasteelgevel bevat grote en kleine voluten.
De middentravee is bekroond met een trapgevel met een rondboogvenster. Het spitse dak van de noordoostelijke vleugel loopt parallel met de vleugel en bevat twee dakkapellen.
De kleine ronde toren rechts begint pas vanaf de bovenverdieping van het kasteel. Hij is versierd met imitatieschietgaten.
In het verlengde van de toegangstrap ligt in die tijd de oude Kasteeldreef die de bezoeker leidt naar het noordoosten tot bij de Warmbeek. Van deze kasteeldreef zijn vandaag nog enkele restanten te zien zijn in de wei rechts van de Orchideeënlaan, een 150-tal meter achter het kruispunt met de Slip-straat.
2.2. De zuidoostelijke achtergevel uit 1791
Baron Pierre de Leo¬nardts-Hubens vergroot aanmerkelijk het kasteel in 1791, bijna 20 jaar na de kaart van Ferraris. De baron en zijn dame laten een ganse vleugel bouwen tegen het oude Hooghuis van de eremieten.
2.2.1. Ook de prachtige achtervleugel bestaat uit drie traveeën.
a. Het middengedeelte van de achtervleugel heeft een gevel die fel gelijkt op de noordoostelijke gevel. Twee natuurstenen voluten en drie vier-kanten colonnetten sieren de middentravee.
b. De rechtse travee, de zijgevel van het oude Hooghuis, heeft de tweede ingang. Drie vierkanten colonnetten sieren de travee.
c. De linker travee is bijna het spiegelbeeld van de rechter travee, behalve de zijingang. De kapel links dateert ook van 1791.
2.2.2. De achtervleugel telt een verdieping méér
Aan de achterkant telt het Genenbroekkasteel zelfs vier etages:
De kelderdieping is voor het personeel. Vier van de zes keldervensters zijn dicht gemetst.
De benedenverdieping is voor de bewoners. Er zijn zelfs twee bovenverdiepingen, plus nog een kamer in elke van de drie trapgevels. Opmerkelijk zijn ook de zes smeedijzeren sierankers.
2.3. De noordwestelijke gevel; huidige voorgevel (1882-1885)
De geïnteresseerde lezer kan een vergelijking maken tussen de plattegrond van het kadasterplan van 1855 en de twee plattegronden van 1884 en van juist vóór 1901. Zo bemerkt de lezer wat de kunstminnende graaf Alfred Cornet de Peissant in de jaren 1882-1885 heeft bijgebouwd: het grootste deel van de noordwestelijke voorgevel met de bijbehorende grote toren, en tevens de zuidwestelijke zijgevel tussen de toren en de kapel.
Beschrijving door D. Pauwels
D. Pauwels geeft in zijn beschrijving tientallen details over de vier kasteel-vleugels. Kernmerkend in de voorgevel is de risaliet, het deel van de gevels dat een halve, een ganse steen of meerdere stenen vooruitspringt. De ver-diepingen van de voorgevel zijn dezelfde als die van de noordoostelijke zijgevel. De kelderdieping van de zijgevel bevat geen vensters, de kelder van de voorgevel daarentegen wel: drie getraliede vensters in de midden-travee.
De voorgevel van het kasteel bestaat ook uit drie delen
2.3.1. Links de statige toegang
Het linker gedeelte van de voorgevel van het kasteel is oorspronkelijk de zijgevel van de noordoostelijke kasteelvleugel. Dit gedeelte van de voor-gevel is waarschijnlijk tussen 1747 en 1768 verbouwd en versierd door ba-ron Dieudonné de Hubens.
Het toegangsgedeelte bevat op zijn beurt drie traveeën.
Twee staande leeuwen flankeren de toe¬gang. De trap leidt naar de brede toegang met twee grote poortvleugels met aan weerskanten een tweedelig venster.
Het balkon boven de poort rust op zeven gemetselde vierkanten kolommen. Het middenraam van het drieledige venster op de eerste verdieping geeft toegang naar het balkon.
Vanaf de eerste verdieping staat links de kleine hoektoren, beschreven bij de noordoostelijke gevel. Rechts van de toegangspoort staat vanaf de eer-ste verdieping een identieke toren, ook met imitatieschietgaten.
De middentravee van het linkse zijstuk heeft een trapgevel. Het tweedelige venster van de trapgevel heeft een prachtige rondboog en een smeedijzeren balustrade. Boven en beneden in de trapgevel versterken vier sierijzers het spitse dakgedeelte van het kasteel. De trapgevel heeft aan weerskanten een opstaande vierkanten zuil met beneden een sierlijke hardstenen volute.
2.3.2. Het middenstuk van de voorgevel gebouwd in 1882-1885
Het middengedeelte van de façade uit de jaren 1882-1885 is, samen met de grote toren, gebouwd door graaf Alfred Cornet de Peissant.
Ook dit middenstuk van de voorgevel bestaat uit drie traveeën.
2.3.2.1. De middentravee bevat een driedelig venster, zowel op het gelijk-vloers als op de verdieping.
2.3.2.2. De twee zijtraveeën hebben elk een tweedelig venster. Tussen de vensters van de benedenverdieping en die van de bovenverdieping bevindt zich aan weerskanten een siervlak met veelkleurige faiencetegels. Faience is een soort geglazuurd en beschilderd aardewerk.
2.3.2.3. Het middenstuk van de voorgevel van het kasteel wordt bekroond met een trapgevel met vijf vierkanten kolommen. De trapgevel heeft een tweedelige venster, ook met een prachtige rond¬boog.
De dakverdieping telt aan weerskanten van de trapgevel een uitgewerkte dakvenster.
Het puntdak zelf loopt van het zuidwesten naar het noordoosten. Op de noordoostelijke hoek van de vleugel staat het puntdak haaks op het dak van de vleugel vermeld onder paragraaf 2.1.
2.3.3. De grote toren op de zuidwesthoek van de voorgevel
De achthoekige hoofdtoren, ook gebouwd in 1882-1885, is het sierstuk van de voorgevel en van gans het kasteel. De toren draagt een ronde spits met vier dakkapellen. Drie sierankers versterken de constructie. De toren telt twee getraliede keldervensters. Het zuidelijke venster van de torenverdie-ping is onlangs vernieuwd. Een echt sprookjeskasteel!
2.4. De zuidwestelijke gevel uit 1882-1885
Ook deze vleugel kan men indelen in drie delen
2.4.1. Vooreerst op de linker hoek de grote toren beschreven onder para-graaf 2.3.3.
2.4.2. Op de rechter hoek van de vleugel ligt de kapel, een zeshoekige uit-bouw, opgericht door baron de Leonardts in 1791. De zuidhoek van het kasteel heeft ook een trapgevel. Op de hoek hiervan staat een torentje zon-der spits.
2.4.3. Tussen de grote toren en de kapel ligt het middenstuk van de zuid-westelijke vleugel. Ook deze heeft een trapgevel.
3. EEN LUCHTFOTO VAN GENENBROEK
De foto met vogelperspectief op het complex is genomen vanuit het westen. Te zien aan het uiterlijke van de twee geparkeerde auto’s lijkt de foto te dateren uit de zestiger jaren van de vorige eeuw. De foto toont goed aan hoe de vier vleugels van het kasteelcomplex bij elkaar zijn gepast. In de middenruimte liggen meerdere zalen met een plat dak op de bovenste ver-dieping.
Vóór het kasteel ligt een grasperk met een conifeer op elke hoek. In het midden een rond prieel waarin later de huidige eigenaar een oude fontein heeft geplaatst. Links ligt nog een groot gedeelte van de twee bomenrijen langs de oude weg naar Hamont. Achter het kasteel zien we de fruitweide van de kruisheren. Rechts van de kapel ligt de lange materiaalhal en paral¬lel daarmee prijkt de berceuse, waarschijnlijk aangelegd in 1882-1885.
4. HET KASTEELPARK VAN GENENBROEK
In Ferraris’ tijd ligt het Franse park nog aan de oostzijde, tussen de toenmalige Heerstraat en de vijver. Ook de recente luchtfoto is genomen vanuit het westen en toont het nieuwe park aan de noordwestzijde van het kasteel. De wandelaar of de fietser die op het domein iets gaat gebruiken, kan ter plaatse vaststellen dat het uitzicht van het park momenteel nog¬maals ver-anderd is. Het kasteel en het park zijn gelijk de Warmbeek: “Panta rhei, kai oùden menei”, zeggen de oude Griekse filosofen. “Niets blijft zoals het is…”
De fontein in de voortuin
De bezoeker zal zonder twijfel even stilstaan bij de fontein in de voortuin van het kasteel. De fontein rust op vier halve gevleugelde paarden die de Grieken ook al kenden: de halfgod Pegasus of het gevleugelde paard uit de mythologie.
Vier leeuwenkoppen sieren het waterbekken. De fontein zelf rust op zes adelaars. Deze fontein heeft zoals vaak in de renaissance de vorm van een waterslang, getorst door een knaap met weelderige haarbos.
Jan Kwanten (2009)