Hoe alles toch veranderd is… vooral na de Eerste Wereldoorlog! Kijk maar eens naar de bouwtrant. Niet te geloven!
Vroeger bouwde men in de diepte: dat was omwille van de wind. Het dak kwam ooit bijna op de grond. Daar zat dan een laag deurtje onder. En nu bouwen ze op een hoogte. Het dak kan niet hoog genoeg zijn.
Vroeger bouwde men midden in het geleeg en de wegen moesten zich maar aanpassen; ze kronkelden langsheen de boerderijen. Nu trekt men rechte straten en de huizen moeten op een rijtje erlangs staan.
Vroeger bouwde men met hout, leem en riet: men haalde het zelf bij, met paarden- of ossenkar en de geburen hielpen een hand.
Brikken konden alleen betaald worden door goedbelegen burgers,alhoewel de funderingen voor de “plaaien ” steeds gemetseld werden. Ook bij de boeren.
Waren het echt “mensen met geld” dan kwamen er weleens omlijstingen en dorpels in arduin. Vooral aan de Maaskant.
Nu kunt ge de soorten bouwmaterialen niet meer bijhouden: beton en plastiek en schuimwol en kunstvezelplaten en metalen deuren en aluminium.
Vroeger had ieder huis zijn potstal en dorsvloer, soms maar klein zoals bij de fabriekswerkers. Nu zoek je tevergeefs een stalleke, elk huis heeft zijn garage en soms twee!
Vroeger hadden veel huizen een aangestampte lemen vloer, waar ’s zondags figuren in wit zand op getekend werden. Bij een flinke boer lagen er weleens rode plaveien.
Nu gladde vloeren in allerlei kleuren, parket en tapis-plain... of hoe heet dat ?
De verlichting kreeg men klaar met kaarsen, oliepitjes en petroleumlampen. Nu is er elektriciteit in alle vormen: buislampen, lusters, waaklampjes…
Vroeger moest de open Kempische schouw voor verwarming zorgen, ge weet wel: “van voor verbranden en vanachter bevriezen”. Later kwam de Leuvense stoof, maar dat was voor de
“goei kamer” en alleen in de winter. En bakjes met sintels voor de voeten bleven lang in gebruik. Nu straalkachels en centrale verwarming.
Er is een tijd geweest dat de rook van de haard gewoon door een gat in het dak naar buiten trok.. Toen de schoorsteen in de late middeleeuwen opkwamen, moest men per schoorsteen belasting betalen.
Kleine vensters met blinden werden vervangen door grote vensters met rolluiken en dubbel glas….
Vroeger lag de WC steeds buiten het huis, het “huske” vaak bij het bakhuis of de varkenskooi.
Waterleiding en riolering waren onbekend. Langsheen de straten waren sloten getrokken: ieder huis had een waterput met zwik. Nu kraantjes met warm en koud water…
Vroeger werd er gebouwd volgens traditioneel plan dat telkens met een of andre variante terugkwam. Het centrale vertrek was “het huis”, vanwaar men naar de “kamer” kon gaan en naar “de stal”. Men “viel met de deur in huis”! Koren en haver werd “getast” in het “hool”, boven “den den” en boven “den stal”.
Aan de westkant werden steevast een drietal lindebomen geplant als bescherming
Tegen de westenwinden. Er was steeds een grotere op of kleinere groententuin, “den hoof”, die met een doornhaag of beukenhaag omtuind werd.
Nu zijn er huizen met amper enkele vierkante meter “geleeg”. En de soorten huizen en modellen zijn niet te tellen. Vooral na 1980 kwamen er scheve en platte daken, erkers en puntgevels, rondbogen en ijzeren pilaren….
Vroeger was er veel te kort, zelfs armoede, maar er was humor en vriendschap en leute…!
Nu lopen de huishoudens uit elkaar, ieder gaat zijn weg, grimmig en bitter, groen van jaloersheid.! Of niet ?!
Maarten Claassen 1959