In de late Middeleeuwen kregen de steden van hun landsheer het recht om een of meerdere klokken in hun belfort of de belangrijkste kerktoren op te hangen. De belangrijkste van deze klokken was de banklok (cloche banale, campana banalis), die dienst deed als officiële “aankondiger”. De burgers waren verplicht gevolg te geven aan de oproep van de banklok.
Later werd de functie van de banklok vaak uitgesplitst over meerdere klokken die elk een specifieke functie hadden. Zo riep de stormklok de burgers te wapen ; de brandklok riep de burgers op bij brand en de poortklok kondigde het sluiten van de stadspoort aan.
Tot aan de Franse Revolutie (1789) was de finale klokslag op de BANKLOK een rechtsgeldige handeling door de Heer of Magistraat.
We kunnen er nog iets van terugvinden in de hamerslag van de Kamervoorzitter bij een genomen besluit, deze van de Rechter na het vonnis, deze van de Notaris bij een publieke toewijzing, publicatie in Staatsblad enz.
Doorheen heel de middeleeuwen zien wij dit gebeuren: na de klokslag is geen wijziging ontvankelijk, tenzij een vernieuwde procedure.
De Heer of Tiendehouder stond in voor de Banklok in zijn rechtsomschrijving, zoals dit ook gold in Grevenbroeck en later in Pelt-Grevenbroeck.
Vaak diende een klok ( Ban-Tiendeklok ), of met een tweede of derde, voor vele doeleinden naargelang het geslagen thema: Gerechtsklok, roepklok, investituur, stormklok, brandklok, bij vonnis, terechtstelling, taptoe enz. tot met het begin en einde van de markttijd. Misbruik was een ernstig vergrijp. De Banklok (of noem het Banmotief ) was de uitdrukking van hoogheerlijk recht, een superieur gebod, bindend en verplichtend.
Illustratief hiervoor is een vrij nauwkeurige beschrijving van de investiture bij Clockslagh van Ridder Van Daele, als Heer van Grevenbroeck in november 1553. Hieruit lichten wij enkele passages.
Paulus Van Daele, ridder, kocht op 7 november 1553 de Heerlijke Rechten op Grevenbroeck van Heer Cornelis Van Bergen. Bepaald werd dat hij het bezit bekomt der inkomsten reeds vanaf 1 januari. De globale koopprijs was 30.001 Gulden Brabants.
Op 9 november wordt Paul Van Daele voor het Hof van Curingen in possessie gesteld rijse en aarde verleent, dat zeel der groote babaalklok geleverd ende ter klokke geleyd naar Costuyme des landrechts te vuur, te water, te storm, te strijde, te putte, ten hoogen gericht, ter locht, ter galgen, zoo heeft dezelve de groote klok in properen (= eigen) persoon getrokken ende geluid, alzoo dat een gerecht erfheere tot zijnen hooger Heerl. toestaet te doen ende is te geschieden.
Daarna is denzelve den rink der poorte des huyzes van Grevenbroeck gelevert, alles in teeken van possessie zoodat van altertijd gewoenlijk is te geschieden alsoe triomfelijk ende hoegelijk met solemniteit ende graviteit naar Loensch landrecht…
Lang heeft Ridder Van Daele van zijn aanwinst niet kunnen genieten. Er gold in Loon ook een vernaderingsrecht binnen het jaar,voor bepaalde begunstigden ( iets daarvan vinden wij nog terug in ons huidig verkooprecht ) .
Godert van Bocholtz maakt hiervan tijdig (op 4 november 1554) gebruik. Financiële regelingen worden uitgebreid getroffen en op 21 november herhaalde zich de procedure voor het hof van Curingen, vergaderend « In de Valk » over dit ‘vernaderingsrecht ende beschudding’. Besluit ‘worde Jonkheer Godert van Bocholtz beleend met Grevenbroeck’.
De volgende dag reeds, op 22 november werd hij, in naam des Heeren Floris de Montmerency plechtig te Grevenbroeck ingehuldigd. Aanwezig zijn dezelfde autoriteiten als het jaar voordien bij Clockslagh van Ridder Van Daele.
P.S. Herleeft thans het eeuwenoude klokkenspel (Beiaard), zo gaat zeer veel betekenis en functie van de klokken, zowel burgerlijk als liturgisch verloren. Uurslag, informatie enz. groeiden via mechanisatie, automatisatie naar nieuwe gesofistikeerde elektronische fomules.
Frans Stammen