ZO GOED ALS MACHTELOOS TEGEN BRAND.....
Vanaf ca. 1650 verschijnen in onze regio, de eerste half of geheel stenen burgerwoningen.
Wel bestonden er reeds kerken, kapellen, vestigingswerken, slot of kasteel en kloosters uit keien of baksteen gebouwd.
Uiteraard was de duurzaamheid zwak, en brand- en stormgevaar erg hoog, voor woningen en stallen uit hout en leemconstructies. Reden waarom regelmatig vernieuwde strengere maatregelen werden getroffen door de bezorgde burgervaders, o.a. wat betreft de « taptoe » (het vuurdoven van open haarden ) , kaarsen, lantaarngebruik op stal, nachtwacht, beperkte openbare straatlantaarns, gebruik van de brandklok (speciaal luidthema op de tiendeklok), gebruik van bakovens (vaak gemeenschappelijk) enz.
Was het voorkomen een eerste zorg, de bestrijding van branden was een vaak onmogelijke gemeenschappelijke poging tot redding van mens, dier, oogst en bezit. Meestal ging het gepaard met rituelen, zoals zegening met wijwater, aanroepingen, beloften, (litanie)gebeden en dergelijke, in Achel nog in gebruik in de jaren '30 . De machteloosheid tegen bliksem en brand was schrijnend.
Water was vaak zéér beperkt aanwezig : 't klein debiet van beken, watersloten en drinkwaterputten werd ietwat aangevuld met hulpmiddelen zoals de verspreide waterpoelen.
Buiten de bestaande watergrachten (Catharinadal,Gheenebroek,Grevenbroek, Kluis, Beverbeek) voorzag en onderhield men dergelijke bescheiden waterkuilen verspreid in de diverse gehuchten , in Achel 7 in totaal :
- De Venderplas in het Ven gelegen – De poel bij Herman Smekens – De poel in het Eind-
- De poel bij Hendrik Bloemen – De Hoekerplas (in de Hoek) – De Wittebergplas.
Steeds door de natuur en ondergrond best voorbeschikte kuilen, waarbij de mensenhand wat hielp. Deze kuilen deden tussendoor dienst voor vee, drengen van kuilhout, enz. Voorzien was ook voor iedere wijk een aantal houten emmers voor de waterdragers, brandhaken (2 à 3) met lange stelen, dienstig om snel aangeslagen stro-dakbedekking af te rukken, een ladder enz.
Brandverzekering, veeverzekering, brandspuit waren nog niet in gebruik.
Pas toen in 1866 de grote dorspsbrand, en nadien nog andere grote winningen zoals Vissers, De drie Molenstenen, huis De Mortel door brand werden vernield en daarbij de blikseminslag op de kerktoren, in totaal tot een katastroof leidden : in 30 jaar tijd viel een vierde van de woonhuizen ten prooi aan vuur. Toen besloot de Gemeente tot aankoop van een mobiele brandspuit.
Bij de heropbouw werden degelijker, solider stenen huizen en boerderijen gebouwd. Ook de belangstelling van een brandverzekering groeide. Oudere inwoners herinneren zich nog de ovalen metalen plaatjes van « La Bruxelloise » op burgerhuizen, voorstellend Michaël die een vuurspuwende duivel overwint. Meester Sak en later G. Croymans waren agent van deze verzekering.
Over de grote dorpsbrand van 1866, die de westzijde van de Dorpsstraat grotendeels vernielde, de heropbouw, de koperen brandspuit enz. verwijzen wij naar een volgende publicatie in de Kapetulie.
Frans Stammen